Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-03-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2020:292

Zaaknummer

18-961

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en rekening heeft gehouden met alle relevante omstandigheden van het geval. Verzet is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 23 maart 2020

in de zaak 18-961

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 1 april 2019 op de klacht van:

klager

tegen

verweerster

 

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 27 mei 2017 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland beklaagd over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 3 december 2018 met kenmerk K17/52, door de raad ontvangen op 3 december 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 1 april 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht bepaald dat de klacht niet-ontvankelijk is ingevolge artikel 46g lid 1, aanhef en sub a Advocatenwet, welke beslissing op 1 april 2019 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 28 april 2019, door de raad ontvangen op 30 april 2019, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 27 januari 2020 in aanwezigheid van klager en verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. B.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 28 april 2019 en de brief van verweerster van 9 januari 2020 inclusief bijlage.

 

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

 

3.    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter dat de klacht te laat is ingediend. De klacht kan niet wegens een termijnoverschrijding worden afgedaan.

 

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden op grond van artikel 46g lid 1, aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk geacht.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline: verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. K.F. Leenhouts en P.Th. Mantel, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber-van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2020.

 

Griffier                                                                      Voorzitter

Bij afwezigheid van mr. T.H.G. Huber-van de Langenberg is deze beslissing ondertekend door mr. M.M. Goldhoorn (griffier)

 

Verzonden d.d. 23 maart 2020