Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-11-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2020:269

Zaaknummer

20-551

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing over klacht tegen de kantoorgenoot van de eerdere advocaat van klager, mr. S. Klager heeft zelf besloten om geen gebruik meer te maken van de dienstverlening van mr. S en haar laten weten op zoek te gaan naar een andere advocaat. Na vertrek van mr. S van kantoor heeft verweerster op zorgvuldige wijze vanwege archivering bij klager geïnformeerd of de openstaande oude zaak van mr. S al door een andere advocaat was overgenomen. Pas na de hoorzitting in die zaak heeft klager gereageerd dat verweerster in die kwestie geen werkzaamheden hoefde te doen. Het stond verweerster daarna vrij om klager te informeren geen zaken voor hem te zullen doen vanwege een vertrouwensbreuk. Kennelijk ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 16 november 2020

in de zaak 20-551/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 16 juli 2020 met kenmerk Z 1012657/MM/SD, door de raad digitaal ontvangen op diezelfde datum, en van de daarop en op de inventarislijst genoemde bijlagen.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Een voormalig kantoorgenote van verweerster, mr. S, heeft klager bijgestaan onder meer in een procedure in hoger beroep in een familierechtelijk geschil (dossiernummer 3190027) en in een geschil met het Leger des Heils (dossiernummer 3190116/JL).

1.2    Begin juli 2019 heeft klager mr. S laten weten zeer ontevreden te zijn over haar werkzaamheden in hoger beroep en heeft hij aangekondigd voornemens te zijn om een klacht tegen haar in te dienen. Mr. S heeft hierop gereageerd in haar e-mail van 5 juli 2019. In die e-mail heeft zij klager verzocht om haar uiterlijk op 7 juli 2019 te laten weten of er voor hem nog een voldoende vertrouwensrelatie tussen hen bestond om haar werkzaamheden voort te zetten. Mr. S heeft klager er verder op gewezen dat bij een vertrouwensbreuk hij op korte termijn een andere advocaat zal moeten zoeken om namens hem een verzoekschrift betreffende de schriftelijke aanwijzing in te dienen, hem bij te staan bij de op 16 augustus 2019 geplande zitting over de verzochte beëindiging van het gezag van klager en hem bij te staan in toekomstige procedures.

1.3    Op 8 juli 2019 heeft klager zijn vertrouwen in mr. S opgezegd, heeft hij haar verzocht zich per direct te onttrekken en meegedeeld op zoek te gaan naar een andere advocaat. Mr. S heeft zich daarna onttrokken.

1.4    Op 5 september 2019 heeft verweerster aan klager in het nog openstaande dossiernummer 3190116/JL van mr. S het volgende aan klager laten weten:

“Na het vertrek van mijn kantoorgenote mr. [S] bij ons kantoor, ben ik bij het doornemen van de dossiers uw zaak tegengekomen. Gaarne verneem ik van u of u in bovenstaande zaak nog handelingen in deze verwacht. Uw reactie zie ik graag binnen 2 weken na dagtekening van onderhavig schrijven tegemoet. Indien ik alsdan niet van u heb mogen vernemen, ga ik ervan uit dat de zaak kan worden gesloten en zal ik overgaan tot archivering van uw dossier. (…).”

1.5    In zijn e-mail van 12 september 2019 heeft klager aan verweerster laten weten dat verweerster hem laat heeft teruggebeld op de dag van de zitting van 10 september 2019, dat die zitting erg emotioneel is geweest en hij graag een afspraak wil maken met verweerster over de werkzaamheden die zij voor hem kan gaan doen. 

1.6    Verweerster heeft in haar e-mail van 17 september 2019 het op 12 september 2019 met klager gevoerde telefoongesprek bevestigd, namelijk dat klager haar heeft laten weten dat zij geen verdere werkzaamheden hoeft te verrichten in zaak 3190116/JL. Verweerster heeft aangekondigd tot archivering van het dossier over te gaan.

1.7    Per e-mail van 26 september 2019 heeft verweerster, onder verwijzing naar het die dag gevoerde telefoongesprek met haar secretaresse en de stevige uitlatingen van klager, klager nogmaals laten weten dat zij vanwege de overname van de praktijk van mr. S in het algemeen geen nieuwe juridische complexe zaken aanneemt en dat zij daarnaast vanwege het gebleken ontbreken van een vertrouwensrelatie tussen hen, zij in de toekomst ook geen nieuwe zaken van klager in behandeling zal nemen.

1.8    Daarna heeft klager op 26 september 2019 bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    de behandeling van het dossier van klager, dat in behandeling was bij een voormalige kantoorgenote, niet over te nemen;

b)    klager daardoor niet bij te staan tijdens de zitting van 10 september 2019;

c)    aan te geven, op grond van een vertrouwensbreuk, geen enkele (nieuwe) zaak van klager in behandeling te nemen.

 

3    VERWEER

3.1    De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer van verweerster ingaan.

 

4    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Uit de overgelegde correspondentie van 4 en 5 juli 2019, weergegeven onder de feiten hiervoor, kan niet anders worden afgeleid dan dat klager zelf heeft besloten om geen gebruik meer te maken van de dienstverlening van mr. S en dat hij op zoek zou gaan naar een andere advocaat. Niet valt in te zien in welke zin hiervan aan verweerster een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De voorzitter verklaart klachtonderdeel a) dan ook kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Verweerster heeft aangevoerd dat zij op 5 september 2019 een e-mail aan klager heeft gestuurd omdat nog niet bekend was of de openstaande oude zaak van mr. S al door een andere advocaat was overgenomen, zoals eerder door klager was aangekondigd in zijn e-mail van 8 juli 2019 aan mr. S. Pas op 12 september 2019 heeft klager op het overnameverzoek door verweerster gereageerd, na de zitting van 10 september 2019. Het telefoongesprek met klager is daarna door verweerster schriftelijk op 17 september 2019 aan hem  bevestigd, namelijk dat verweerster volgens klager geen werkzaamheden behoefde te verrichten in de door haar genoemde zaak. Dat heeft klager ook later nogmaals bevestigd, zoals blijkt uit de e-mail van verweerster van 26 september 2019 aan klager.

4.3    Onder de hiervoor geschetste omstandigheden, onderbouwd met stukken, kan verweerster tuchtrechtelijk niet worden verweten dat zij klager niet heeft bijgestaan tijdens de zitting op 10 september 2019. Zij was toen immers niet zijn advocaat. Verweerster heeft in die kwestie op zorgvuldige wijze gehandeld met haar e-mail van 5 september 2019 aan klager. Het had daarna op de weg van klager gelegen om daarop nog tijdig voor de zitting van 10 september 2019 te reageren, dan wel voor die zitting een andere advocaat in te schakelen, zoals hij dat had aangekondigd aan mr. S. Klager heeft een en ander op zijn beloop gelaten, wat voor zijn risico dient te blijven. Tuchtrechtelijk kan van deze gang van zaken geen verwijt worden gemaakt aan verweerster, zodat klachtonderdeel b) eveneens kennelijk ongegrond wordt verklaard.

Ad klachtonderdeel c)

4.4    Volgens verweerster heeft klager op 26 september 2019 telefonisch dusdanige uitlatingen gedaan, zoals ook vermeld in haar e-mail van die datum aan klager, dat wat haar betreft sprake was van een vertrouwensbreuk met klager.

4.5    Met verweerster is de voorzitter van oordeel dat het een advocaat volledig vrij staat om een nieuwe zaak van een cliënt aan te nemen of niet. Zij heeft klager daarover op zorgvuldige wijze, zowel telefonisch door haar secretaresse als ook in haar e-mail van 26 september 2019, over geïnformeerd. Van een tuchtrechtelijk laakbaar handelen door verweerster jegens klager is dan ook geen sprake geweest. Ook klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. A.H.M. Dölle, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 november 2020.

 

Griffier                                                                 Voorzitter

 

Verzonden d.d. 16 november 2020