Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-12-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2020:124
Zaaknummer
20-699/DB/LI
Inhoudsindicatie
Het staat de advocaat van de wederpartij vrij om het standpunt van zijn cliënt te verwoorden, klaagster namens zijn cliënt een regeling voor te stellen en indien zij hiermee niet akkoord wenste te gaan een procedure in het vooruitzicht te stellen. Niet gebleken is dat die advocaat zijn cliënt ertoe heeft aangezet de alimentatiebetalingen aan klaagster te staken. Geen belemmering om de rechtbank te verzoeken klaagster in de proceskosten te veroordelen. Door wie de proceskosten uiteindelijk worden voldaan doet hieraan niets af, aangezien het kosten aan de zijde van de cliënt van verweerder betreft. Een advocaat mag in beginsel afgaan op de informatie die hij van zijn cliënt ontvangt. Dit geldt ook voor een rapport van een door zijn cliënt ingeschakeld recherchebureau. Klaagster wordt door de wijze van factureren van de advocaat van de wederpartij aan zijn cliënt niet in haar belang getroffen.
Inhoudsindicatie
Klacht gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 17 december 2020
in de zaak 20-699/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 15 september 2020 met kenmerk K20-046, door de raad ontvangen op 15 september 2020, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Bij beschikking van 4 februari 2015 is de echtscheiding tussen klaagster en de cliënt van verweerder uitgesproken. Partijen waren bij artikel 2.1 van het echtscheidingsconvenant van 14 november 2015, welk convenant deel uitmaakt van de echtscheidingsbeschikking, overeengekomen dat de cliënt van verweerder maandelijks bij vooruitbetaling aan klaagster een bijdrage van € 3000,- als bijdrage in haar levensonderhoud verschuldigd was.
1.2 De cliënt van verweerder heeft de betaling van de partneralimentatie aan klaagster in mei 2019 beëindigd. Hij stelde dat zijn verplichting tot alimentatiebetaling was komen te vervallen, omdat uit een rapport van het door hem ingeschakelde recherchebureau RBZ was gebleken dat klaagster per november 2018 samenwoonde als ware zij gehuwd. Verweerder heeft namens zijn cliënt op 21 mei 2019 een verzoekschrift tot vaststelling van de beëindiging van de alimentatieverplichting van de cliënt van verweerder bij de rechtbank ingediend. Verweerder heeft bij voormeld verzoekschrift het rapport van het recherchebureau van 24 april 2019 als bijlage overgelegd.
1.3 Klaagster heeft de cliënt van verweerster op 23 mei 2019 in kort geding gedagvaard en nakoming van artikel 2.1. van het echtscheidingsconvenant gevorderd. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 21 juni 2019 de cliënt van verweerder veroordeeld tot nakoming van hetgeen partijen in artikel 2.1 van het tussen hen geldende echtscheidingsconvenant overeengekomen waren, met compensatie van de proceskosten.
1.4 De rechtbank heeft bij beschikking van 19 december 2019 het verzoek van de man afgewezen. Verweerder heeft op 13 maart 2020 namens zijn cliënt hoger beroep tegen voormelde beschikking ingesteld. Verweerder heeft als bijlage bij het hoger beroepschrift een tweede rapport van het recherchebureau RBZ (over de periode december 2019–begin maart 2020) gevoegd. Klaagster heeft in hoger beroep verweer gevoerd en incidenteel appel ingesteld.
1.5 Op 1 april 2020 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
Klaagster verwijt verweerder het volgende:
Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij de belangen van klaagster nodeloos geschaad en zich nodeloos grievend over haar uitgelaten.
Klaagster heeft ter toelichting op haar klacht onder meer het volgende naar voren gebracht:
2. 2 Verweerder heeft de onredelijke eisen van zijn cliënt klakkeloos overgenomen en documenten waarin onwaarheden staan (waaronder een rechercherapport) aan de rechter overgelegd. Verweerder heeft klaagster onnodig op kosten gejaagd. Verweerder heeft geen rekening gehouden met de medische situatie van klaagster. Verweerder wil klaagster laten veroordelen in de proceskosten, terwijl zijn cliënt de kosten voldoet vanuit zijn bedrijf.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.2 Op grond van de aan de voorzitter overgelegde stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij de belangen van klaagster nodeloos heeft geschaad dan wel zich nodeloos grievend over klaagster heeft uitgelaten. Het stond verweerder vrij om het standpunt van zijn cliënt te verwoorden en in overleg met zijn cliënt de aanpak van de zaak, waaronder (het aankondigen van) rechtsmaatregelen, te bepalen.
4.3 Verweerder heeft aan klaagster bericht op grond waarvan zijn cliënt van oordeel was dat hij niet langer gehouden was om aan de tussen partijen overeengekomen alimentatieverplichting te voldoen. Het stond verweerder vrij het standpunt van zijn cliënt te verwoorden, klaagster namens zijn cliënt een regeling voor te stellen en indien zij hiermee niet akkoord wenste te gaan een procedure in het vooruitzicht te stellen. Dat, zoals klaagster stelt, verweerder zijn cliënt ertoe heeft aangezet de alimentatiebetalingen te staken, volgt niet uit de aan de raad overgelegde stukken. Dat het standpunt van de cliënt van verweerder klaagster niet welgevallig was, betekent niet dat verweerder daarvan tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt. Het was de taak van verweerder om de belangen van zijn cliënt te behartigen. Het stond hem vrij om in overleg met zijn cliënt een procedure strekkende tot beëindiging van zijn alimentatieverplichting tegen klaagster aanhangig te maken. Het vonnis van de voorzieningenrechter van 21 juni 2019 doet hieraan niets af en bovendien was de bodemprocedure reeds aanhangig op het moment dat de cliënt van verweerder in kort geding werd gedagvaard.
4.4 Ook bestond er geen belemmering om de rechtbank te verzoeken klaagster in de proceskosten te veroordelen. Door wie de proceskosten uiteindelijk worden voldaan doet hieraan niets af, aangezien het kosten aan de zijde van de cliënt van verweerder betreft. Het is aan de rechtbank om te beslissen of een gevorderde proceskostenveroordeling al dan niet wordt toegewezen.
4.5 Evenmin is uit de aan de raad overgelegde stukken gebleken dat verweerder informatie aan de rechter heeft verschaft waarvan hij wist, althans had moeten weten, dat deze onjuist was, met als doel daarmee de rechter te misleiden. Een advocaat mag in beginsel afgaan op de informatie die hij van zijn cliënt ontvangt. Dit geldt ook voor een rapport van een door zijn cliënt ingeschakeld recherchebureau. Het lag op de weg van klaagster om, indien zij zich niet kon verenigen met het standpunt van de cliënt van verweerder en de inhoud van de door hem overgelegde bewijsstukken, zich in rechte daartegen te verweren en de door haar ingenomen standpunten met bewijsstukken te onderbouwen. Het is vervolgens aan de rechter om de standpunten van partijen en door hen overgelegde bewijsstukken te beoordelen en daarover een uitspraak te doen.
4.6 Uit de aan de raad overgelegde stukken volgt evenmin dat verweerster zich nodeloos grievend over klaagster heeft uitgelaten. De standpunten die de advocaat van de wederpartij inneemt, dan wel diens aanpak van de zaak, is de andere partij vaak niet welgevallig. Daarnaast geldt dat in een procedure de emoties tussen partijen hoog kunnen oplopen, zeker in familierechtelijke procedures. Alsdan kan een verwoord standpunt van de ene partij de andere partij onaangenaam treffen. Dat betekent echter niet dat die advocaat de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond. De opmerking dat klaagster in de spiegel diende te kijken voor haar eigen aandeel in het geschil dient in dit licht te worden bezien.
4.7 Voorzover de klacht betrekking heeft over de wijze waarop verweerder zijn kosten aan zijn cliënt heeft gedeclareerd stelt de voorzitter voorop dat het klachtrecht in het leven is geroepen voor degene die door een handelen of een nalaten van een advocaat in zijn of haar belang getroffen is of kan worden. Voorzover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Nu klaagster door de wijze van factureren van verweerder niet in haar belang wordt getroffen zal de voorzitter de klacht voor zover deze hierop betrekking heeft kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
4.8 Op grond van al het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom gedeeltelijk kennelijk ongegrond en gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, voor zover deze ziet op de wijze van declareren van verweerder aan zijn cliënt kennelijk niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.A.M. de Bruijn, [plaatsvervangend] voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 december 2020.
Griffier Voorzitter