Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-11-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2020:214

Zaaknummer

20-358

Inhoudsindicatie

Klacht over “te slap” optreden eigen advocaat. De mening van de eigen cliënt  dat zij een veel steviger aanpak voorstond en het advies van de advocaat veel te genuanceerd vond maakt de aanpak en het advies van advocaat nog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het werk van een advocaat dient te voldoen aan de binnen de beroepsgroep geldende professionele standaard. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Naar het oordeel van de raad voldoet de aanpak en het advies van verweerster aan de daaraan te stellen eisen. Daarnaast behoudt een advocaat altijd een eigen professionele verantwoordelijkheid. Wanneer de aanpak van de advocaat niet langer door de client wordt ondersteund, en wanneer de advocaat desondanks bij deze aanpak wenst te blijven, dienen de wegen zich te scheiden, zoals hier het geval is geweest.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 30 november 2020

in de zaak 20-358

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 4 november 2019 heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 15 mei 2020 met kenmerk K 19/141 door de raad ontvangen op 15 mei 2020, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 september 2020 in aanwezigheid van klaagster, vertegenwoordigd door de heer [D] en verweerster, bijgestaan door haar kantoorgenoot mr. [B]. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    De klacht betreft het optreden van verweerster als advocaat van klaagster. Klaagster is een Vereniging van Eigenaren, hierna: de VvE. Verweerster is ingeschakeld vanwege problemen die klaagster in de periode september 2018 tot april 2019 met bouwconcern BAM, hierna: BAM, ondervond. Verweerster had in de periode van haar optreden contact met de (toenmalige) voorzitter van de VvE, hierna: de voorzitter. De ter zitting verschenen vertegenwoordiger van klaagster maakt deel uit van het huidig bestuur van de VvE. 

2.3    Op 24 september 2018 heeft een intakegesprek plaatsgevonden. Vervolgens hebben er meerdere mailcontacten tussen verweerster en de voorzitter plaatsgevonden. Verweerster heeft concept brieven aan BAM, die door de voorzitter waren opgesteld, beoordeeld en van opmerkingen voorzien. Verweerster heeft op 11 januari 2019 een rappelbrief aan BAM gezonden en op diezelfde dag heeft verweerster een reactie van BAM ontvangen.

2.4    Op 19 februari 2019 heeft een gesprek met BAM plaatsgevonden, waarbij de voorzitter en verweerster als advocaat van klaagster aanwezig waren. Deze bespreking is op het parkeerterrein nabesproken.

2.5    Bij e-mail van 3 maart 2019 heeft de voorzitter aan verweerster een verslag van het gesprek met BAM toegezonden. In die e-mail wordt tevens aangegeven dat naarmate de tijd is verstreken klaagster ontevredener is geworden over het resultaat van het gesprek met BAM. In de e-mail wordt tevens verzocht om advies over de volgende te nemen stappen, zowel inhoudelijk als wat betreft de risico’s.

2.6    Op 5 maart 2019 heeft verweerster een brief verzonden waarin ze ingaat op de juridische positie van de VvE met betrekking tot de gebreken aan het gebouw.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    moeizaam te communiceren, e-mails traag te beantwoorden, verzoeken om teruggebeld te worden niet te honoreren en bij een afgesproken telefonisch overleg niet terug te bellen;

b)    inhoudelijk onvoldoende ondersteuning te geven bij het schrijven van brieven en het opbouwen van een dossier tegen BAM; een “slappe” reactie op te stellen, tweemaal om hetzelfde stuk te vragen, terwijl dat al in het bezit van verweerster was, tijdens het gesprek met BAM bescheiden bijstand te verlenen en een brief van 5 maart 2019 te sturen die slechts een samenvatting van het gesprek en hetgeen op de parkeerplaats was besproken bevatte en dus geen advies was;

c)    een onnodige rappelbrief te sturen nu de brief van BAM diezelfde dag op het kantoor van verweerster binnenkwam.

3.2    Ter onderbouwing van de klacht heeft klaagster het volgende aangevoerd.

3.3    Er waren problemen met BAM die al een tijdje liepen. Er was een nieuw bestuur aangetreden waarvan de vertegenwoordiger ter zitting deel uitmaakt. De oplossing van de problemen met BAM die in het verschiet lag was niet in het voordeel van klaagster. Klaagster heeft haar standpunt toen gewijzigd. Er was sprake van tijdsdruk. De garantie regeling liep af en BAM maakte daar gebruik van door traag te reageren.

3.4    Het nieuwe bestuur verlangde van verweerster een stevige aanpak en een concrete opsomming van juridische mogelijkheden. Het advies van verweerster was veel te genuanceerd. De vertegenwoordiger van klaagster ter zitting is niet bij het voortraject, waarin hij nog geen bestuurslid was, betrokken geweest.

 

4    VERWEER

4.1    Tot haar verweer heeft verweerster het volgende naar voren gebracht.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Verweerster betwist dat er tijdens de gehele behandeling van het dossier van een moeizame communicatie waaronder het onbeantwoord laten van e-mails en terugbel verzoeken sprake is geweest. Klaagster verwachtte vaak reactie binnen één à twee dagen, hetgeen niet altijd mogelijk is. Daar waar de beantwoording van e-mails langer op zich heeft laten wachten dan normaal is is in een vroeg stadium al met een excuus gereageerd.

Ad klachtonderdeel b)

4.3    Op 24 september 2018 heeft er met een deel van het bestuur op het kantoor van verweerster een bespreking plaatsgevonden. De opdracht van klaagster was om op de achtergrond te adviseren bij het schrijven van brieven door bestuursleden aan BAM.

4.4    Verweerster heeft in de voortraject wel degelijk aangedrongen op spoed en aan de voorzitter aangegeven dat er iets moest gebeuren omdat er een garantietermijn liep en de tijd drong.

4.5    De communicatie met BAM is voor het overgrote deel door klaagster zelf gevoerd. Verweerster heeft wel degelijk ondersteuning gegeven bij het opstellen van reacties die door de voorzitter namens klaagster werden opgesteld. Daar waar verweerster is verzocht om een reactie op te stellen is dit op zakelijke wijze gedaan. Verweerster kon niet altijd meegaan met de emotionele suggesties van de voorzitter. Verweerster vond bepaalde punten die klaagster voor ogen stond niet professioneel en dat heeft zij aangegeven. Dat was haar taak als advocaat.

4.6    De rol van verweerster tijdens de bespreking met BAM had een duidelijke meerwaarde. Tijdens dit gesprek heeft BAM toegezegd de nodige zaken te zullen herstellen.

4.7    Vervolgens heeft verweerster van klaagster de opdracht ontvangen om ten aanzien van de overgebleven punten een juridisch advies te schrijven. Dat was aanvankelijk niet de opdracht van verweerster. Verweerster heeft toen de stukken bestudeerd en de brief van 5 maart 2019 geschreven. Deze bevatte nieuwe informatie en was een advies. Het betrof een eerste advies na ontvangst van de koop-/aannemingsovereenkomst. In het advies is schriftelijk uiteengezet wat de mogelijkheden van klaagster waren om herstel van de resterende gebreken af te dwingen.

4.8    Dat verweerster tweemaal om een stuk heeft verzocht heeft klaagster op geen enkele wijze geschaad.

Ad klachtonderdeel c)

4.9    Met het verzenden van een - naar later bleek - onnodige rappelbrief aan BAM is geen enkel belang van klaagster geschaad.

 

5    BEOORDELING

5.1    Niet, althans onvoldoende, weersproken is door verweerster gesteld:

-    dat zij oorspronkelijk opdracht had ontvangen om in de juridische kwestie op de achtergrond te souffleren;

-    dat verweerster de voorzitter van de VvE heeft gewaarschuwd dat er een garantietermijn liep en dat de VvE stappen moest zetten teneinde te vermijden dat die termijn zou verlopen.

5.2    Verweerster is voor het eerst op de voorgrond getreden in een gesprek tussen de VvE en BAM, waarbij ook de interne bouwdeskundige aanwezig was. Daarbij ging het om een open dialoog.

5.3    Klaagster verwijt verweerster dat zij richting BAM onvoldoende krachtig stelling heeft genomen en is opgetreden. Wellicht had de klacht voorkomen kunnen worden indien verweerster haar advies met een concretere formulering van actiepunten had besloten. Daar staat tegenover dat klaagster ook zelf daarom had kunnen vragen en had kunnen aangeven dat zij niet tevreden was met het type advies dat haar door verweerster was geboden. Dat laatste lag temeer voor de hand nu de vertegenwoordiger van klaagster ter zitting zelf heeft aangegeven dat er met zijn komst in het bestuur voor een andere aanpak van de zaak is gekozen en dat dit vergeleken met het verleden een duidelijke koerswijziging was.

5.4    De klacht zoals deze ter zitting is toegelicht is in het licht van het hiervoor overwogene niet toewijsbaar. Klaagster heeft aangegeven dat zij een veel steviger aanpak voorstond en het advies van verweerster veel te genuanceerd vond. Dat maakt de aanpak en het advies van verweerster echter nog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het werk van een advocaat dient te voldoen aan de binnen de beroepsgroep geldende professionele standaard. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Naar het oordeel van de raad voldoet de aanpak en het advies van verweerster aan de daaraan te stellen eisen. Daarnaast behoudt een advocaat altijd een eigen professionele verantwoordelijkheid. Wanneer de aanpak van de advocaat niet langer door de client wordt ondersteund, en wanneer de advocaat desondanks bij deze aanpak wenst te blijven, dienen de wegen zich te scheiden, zoals hier het geval is geweest. De advocaat is daartoe in een dergelijke situatie ook gehouden.

5.5    De raad verklaart de klacht derhalve ongegrond.

    

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. mr. M.F.J.N. van Osch, mrs. F.E.J. Janzing, K.F. Leenhouts, M.J.J.M. van Roosmalen, H.J. Voors, leden, bijgestaan door

mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 november 2020.

 

Griffier                                                                           Voorzitter