Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-12-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2020:277

Zaaknummer

20-830/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Uit de door verweerder gegeven toelichting volgt niet dat hetgeen verweerder op de zitting heeft verklaard haaks staat op hetgeen hij in de conclusie van antwoord heeft geschreven. Dit nog daargelaten de vraag of het tuchtrechtelijk verwijtbaar is als het wel haaks op elkaar zou staan. Geen sprake van schending van Gedragsregel 25 lid 1.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  7 december 2020

in de zaak 20-830/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 29 oktober 2020 met kenmerk 1207717/EJH/YH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail van klager aan de deken van 6 november 2020, die de raad op 9 november 2020 van de deken heeft ontvangen.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager heeft op de website Catawiki.nl (hierna: Catawiki) een schilderij (als kavel) ter veiling aangeboden (hierna: de kavel). Catawiki heeft de kavel getaxeerd en online geplaatst. Nadat er twee biedingen waren uitgebracht, is de kavel door Catawiki van de website verwijderd omdat zij er meer informatie over wilde hebben.

1.2    Op 25 juni 2019 heeft mr. Z namens klager een procedure jegens Catawiki aanhangig gemaakt bij de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank). Verweerder heeft Catawiki in die procedure bijgestaan als advocaat. Op 9 oktober 2019 heeft verweerder namens Catawiki een conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie bij de rechtbank ingediend.

1.3    Bij e-mail van 3 februari 2020 heeft klager aan verweerder geschreven:

“Dank voor uw bericht, hoewel ik meen dat deze gericht moet zijn aan mijn advocaat.

Ik maak van deze gelegenheid gebruik door u te vragen een account aan te maken bij catawiki en zelf te oordelen of u de algemene voorwaarden krijgt aangeboden in dat proces. (..)”

Bij e-mail van diezelfde dag heeft verweerder hierop alleen gereageerd met alleen met:

“Ik reageerde op een e-mail van uw advocaat met u in de cc. De reden daarvoor was dat uw eigen advocaat u ook op de cc had gezet in zijn e-mail aan mij.”

1.4    Op 10 juni 2020 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden.

1.5    Op 2 juli 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft niet integer gehandeld omdat hetgeen hij op de comparitie heeft verklaard haaks staat op hetgeen hij in de conclusie van antwoord heeft geschreven.

b)    Verweerder heeft meerdere keren per e-mail rechtstreeks contact opgenomen met klager, terwijl klager werd bijgestaan door een advocaat. Dit is in strijd met Gedragsregel 25 lid 1.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerder als advocaat van de wederpartij van klager. Uitgangspunt is dat die advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Klachtonderdeel a)

4.1    Klager verwijt verweerder allereerst dat hij niet integer heeft gehandeld, omdat zijn verklaringen ter zitting haaks staan op hetgeen hij in de conclusie van antwoord heeft geschreven. Volgens klager heeft verweerder geschreven dat klager geen correcte beschrijving had gegeven van de door hem aangeboden kavel, dat Catawiki om aanvullende informatie heeft gevraagd maar klager die niet wilde geven en dat Catawiki daarom het recht zou hebben om de kavel te verwijderen. Op de zitting heeft verweerder echter verklaard dat de aanbieder bepaalt wat hij aanbiedt en dat Catawiki daar geen invloed op heeft. Klager was op dit nieuwe ingenomen standpunt van verweerder onvoldoende voorbereid, waardoor hij hierop onvoldoende heeft kunnen reageren.

4.2    Verweerder heeft aangevoerd dat een onderdeel van het verweer van Catawiki was dat aanbieders zelf verantwoordelijk zijn voor hun kavelomschrijvingen. Het zijn de aanbieders die “bepalen wat zij aanbieden en in welke vorm, tegen welke prijs, in welk land en onder welke voorwaarden”. Als echter blijkt dat hetgeen zij aanbieden (mogelijk) onrechtmatig is, is het natuurlijk net zo goed “een zaak voor Catawiki” om haar platform veilig te houden en dit soort kavels te verwijderen. Als online platform heeft Catawiki de kavels namelijk nooit in handen en zij kan daarvoor dan ook geen verantwoordelijkheid nemen. Dat gold ook voor de kavelomschrijving van klager, waarvan Catawiki later heeft moeten vaststellen dat deze onjuist was en veel twijfels opriep over het door klager aangeboden schilderij. Catawiki heeft daarop besloten de kavel offline te halen om schade te voorkomen. 

4.3    De voorzitter overweegt als volgt. Uit de door verweerder gegeven toelichting volgt niet dat hetgeen verweerder op de zitting heeft verklaard haaks staat op hetgeen hij in de conclusie van antwoord heeft geschreven. Dit nog daargelaten de vraag of het tuchtrechtelijk verwijtbaar is als het wel haaks op elkaar zou staan. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.4    In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij meerdere keren per e-mail rechtstreeks contact heeft opgenomen met klager, terwijl klager zich liet bijstaan door een advocaat, en de informatie die hij daaruit heeft verkregen heeft gebruikt in de procedure.

4.5    Verweerder heeft toegelicht dat hij in het kader van de door klager aangekondigde tuchtklacht rechtstreeks e-mailcontact heeft gehad met klager. Klager werd met betrekking tot die tuchtklacht niet bijgestaan door een advocaat. Gedragsregel 25 is dan ook niet van toepassing. In de door klager tegen Catawiki aangespannen procedure, waarin klager werd bijgestaan door mr. Z, heeft verweerder een aantal e-mails aan mr. Z verstuurd met klager in de cc. Dit nadat mr. Z klager ook in de cc had gezet in zijn e-mails aan verweerder. Dit heeft er wel toe geleid dat klager verweerder regelmatig rechtstreeks e-mails heeft gestuurd, zonder mr. Z in de cc te zetten. Verweerder heeft op twee van die e-mails gereageerd, (wel) naar mr. Z met klager in de cc. Verweerder heeft slechts één e-mail die niet zag op de tuchtklacht rechtstreeks aan klager gestuurd en dat is de e-mail van 3 februari 2020, aldus verweerder.

4.6    De voorzitter overweegt als volgt. In het eerste lid van Gedragsregel 25 is vastgelegd dat een advocaat die zich in verbinding wil stellen met een partij van wie hij weet dat deze wordt bijgestaan door een advocaat, dit slechts doet door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze hem toestemming geeft zich rechtstreeks tot diens cliënt te wenden. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat hij in het kader van de door klager over hem ingediende tuchtklacht rechtstreeks met klager heeft gecommuniceerd, omdat klager met betrekking tot die tuchtklacht niet werd bijgestaan door een advocaat. Wat betreft die e-mails is dan ook geen sprake van schending van Gedragsregel 25 lid 1. In de civiele procedure, waarin klager wordt bijgestaan door mr. Z, heeft verweerder een aantal e-mails aan mr. Z in cc aan klager gestuurd. Dat is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, nu verweerder onbetwist heeft gesteld dat de e-mails een reactie waren op e-mails van mr. Z waarin klager in de cc stond. Verweerder mocht er dan ook vanuit gaan dat hij toestemming van mr. Z had om de e-mails ook in cc aan klager te sturen. Evenmin is tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder, in reactie op twee e-mails die klager rechtstreeks aan hem had gestuurd, heeft gereageerd naar mr. Z met klager in de cc. Wat betreft de e-mail van verweerder aan klager van 3 februari 2020 (zie hiervoor bij 1.3) geldt dat die e-mail, gelet op de inhoud daarvan, evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Voorts valt niet in te zien op grond waarvan het tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat verweerder de door hem van klager verkregen informatie heeft ingebracht in de procedure. Ook klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.

4.7    In zijn repliek heeft klager bewaren geuit tegen een groot aantal door verweerder in de civiele procedure ingenomen stellingen. Voor zover klager heeft bedoeld om ook hierover te klagen geldt dat het aan de civiele rechter en niet aan de tuchtrechter is om over de inhoudelijke stellingen van partijen te oordelen. Dat verweerder feiten heeft geponeerd waarvan hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat die onjuist waren, is niet gebleken. Daarbij geldt dat verweerder in beginsel mag afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal dat zijn cliënte hem verstrekt en hij slechts in uitzonderingsgevallen is gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. Dat van een dergelijke uitzonderingsgeval sprake is, is niet gebleken.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 december 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 7 december 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.