Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-12-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2020:199

Zaaknummer

20-193/DH/RO

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 7 december 2020 in de zaak 20-193/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 20 mei 2020 op de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 24 oktober 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 10 maart 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2020/17 edg/dh van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 20 mei 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 20 mei 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 12 juni 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klager heeft op 18 juni 2020 en 1 juli 2020 de gronden van zijn verzet ingediend.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 16 november 2020. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van de gronden van het verzet.

 

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen, onder meer omdat de voorzitter ten onrechte niet ook over andere klachten heeft geoordeeld dan die waarover de deken zijn visie heeft gegeven.

2.2    Tegen de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht waarover de deken zijn visie heeft gegeven, komt klager in verzet niet op.

 

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf  toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Nu de visie van de deken alleen de klacht over de gestelde bedreiging bestrijkt, heeft de voorzitter ook slechts over de daarop betrekking hebbende klacht kunnen oordelen. De daartegen gerichte bezwaren van klager treffen derhalve geen doel. Voor het horen van getuigen over andere klachten dan die waarover de voorzitter heeft geoordeeld, bestaat daarom geen aanleiding.

4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. R. de Haan en J.G. Colombijn-Broersma, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 december 2020.