Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-11-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2020:198
Zaaknummer
20-040
Inhoudsindicatie
Klacht over beëindiging samenwerking tussen advocaten. In de klachtzaak worden door partijen tegengestelde stellingen betrokken en verweren gevoerd die samenhangen met een civielrechtelijk geschil. Alle klachtonderdelen vinden dan ook hun oorsprong in het civielrechtelijke probleem dat partijen verdeeld houdt. De raad is niet het forum om een juridisch kader vast te stellen en daarin een civielrechtelijke beslissing te nemen. Dit zo zijnde komt de raad niet toe aan een beoordeling van de individuele klachten. De klacht wordt derhalve in alle onderdelen ongegrond verklaard.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 30 november 2020
in de zaak 20-040
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij e-mail van 17 april 2019 heeft klager bij de deken van de orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 20 januari 2020 met kenmerk Z 916852, door de raad ontvangen op 20 januari 2020, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 september 2020 in aanwezigheid van klager en verweerder, bijgestaan door mr. G, advocaat. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.
1.5 Bij e-mail van 14 september 2020 heeft klager aan de griffie nog twee stukken toegezonden, die echter niet binnen de daarvoor geldende termijn van zijn ontvangen. Verweerder heeft ter zitting aangegegeven geen bezwaar te hebben tegen het meenemen van deze stukken, zodat de raad deze in de beoordeling zal betrekken.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klager en verweerder waren (in ieder geval) tot 1 januari 2019 advocaat-partners in [.....] Advocaten LLP. Partijen zijn het er over eens dat over de beëindiging van hun samenwerking besprekingen zijn gevoerd maar zijn het er niet over eens of de samenwerking is geëindigd en of en zo ja welke afspraken daarover zijn gemaakt. De zaak is niet aan de civiele rechter voorgelegd.
2.3 Mr. G is op 9 januari 2019 naar het arrondissement van verweerder overgestapt en met verweerder een samenwerking aangegaan.
2.4 Verweerder heeft samen met mr. G in de vorm van een LLP onder de naam [.....] Business & Legal LLP een nieuw advocatenkantoor opgericht, dat de handelsnaam [.....] Advocaten is blijven gebruiken. Mr. G is ook de systemen van [.....] Advocaten LLP gaan gebruiken.
2.5 De deken heeft geprobeerd te bemiddelen maar er is geen minnelijke regeling tot stand gekomen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) zonder toestemming van klager, zijnde partner van [.....] Advocaten LLP, een voor klager onbekende advocaat (hierna: mr. G) per 1 januari 2019 als partner te laten fungeren in [.....] Advocaten LLP;
b) zonder toestemming van klager mr. G toegang te geven tot de digitale systemen c.a. van [.....] Advocaten LLP;
c) niet tot beëindiging en financiële afwikkeling te willen komen van [.....] Advocaten LLP;
d) klager alle toegang tot [.....] Advocaten LLP te ontzeggen, daaronder begrepen de toegang tot de volledige digitale omgeving;
e) zonder zijn toestemming mr. G toestemming te geven om dossiers en andere gegevens van mr. G in te brengen in de BaseNet- omgeving van [.....] Advocaten LLP en daarvan gebruik te maken;
f) zonder met hem overleg te hebben zijn cliënten namens [.....] Advocaten LLP op 16 februari 2019 nogmaals te declareren over de maand december 2018, terwijl dit niet zijn cliënten zijn en hij wist dat dit reeds was gebeurd;
g) zonder met hem overleg te hebben doende te zijn om het verzekerd bedrag onder de beroepsaansprakelijkheidsverzekering te verlagen van tweeënhalf miljoen per aanspraak naar 1 miljoen, welke verlaging directe werking heeft voor lopende dossiers;
h) de financiële afwikkeling en boekhouding over het jaar 2018 bij de accountant te frustreren;
i) in strijd met artikel 6.5 lid 1 van de Vordering op de advocatuur niet te voldoen aan de verplichting van het inzichtelijk hebben van de financiële situatie over het jaar 2018, nu de accountant niet binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten heeft kunnen opstellen als gevolg van het frustreren door verweerder van de financiële afwikkeling c.a. van [.....] Advocaten LLP;
j) in strijd met artikel 7.4 lid 1 van de Verordening op de advocatuur een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken te geven door een nieuw advocatenkantoor op te richten, te weten [.....] Business & Legal LLP en vervolgens met deze vennootschap te handelen onder de handelsnaam [.....] Advocaten en gebruik te blijven maken van de website, briefpapier, telefoonnummers c.z. van [.....] Advocaten LLP.
3.2 Klager heeft de klacht als volgt toegelicht.
3.3 De (samenwerkings)overeenkomst van partijen is weliswaar door klager opgezegd (in primaire en subsidiaire vorm), maar tot een einde van de samenwerking/LLP is het nooit gekomen. In de maanden december 2018 en januari 2019 heeft klager meerdere malen gepoogd om met verweerder (financiële) afspraken te maken tot beëindiging van de samenwerking. Er zijn meerdere concept vaststellingsovereenkomsten aan verweerder voorgelegd. Het komt klager voor dat verweerder telkenmale uitvluchten zoekt om niet aan de afwikkeling te hoeven toekomen.
3.4 Zonder medeweten van klager heeft verweerder op 16 februari 2019 namens [.....] Advocaten LLP nogmaals alle declaraties van klager over de maand december 2018 aan de cliënten van klager gestuurd, terwijl klager dat al had gedaan. Zijn cliënten waren daardoor verward, ongerust en boos. Klager heeft verweerder gesommeerd om één en ander in overleg met klager ongedaan te maken, maar dit heeft verweerder niet gedaan.
3.5 Naar buiten toe heeft mr. G zich bij zijn praktijkvoering van de naam [.....] Advocaten bediend en zich als partner van het kantoor gepresenteerd. Voorts maakt hij gebruik van de systemen van [.....] Advocaten LLP. Mr. G heeft nooit onderdeel uitgemaakt van [.....] Advocaten LLP, noch als partner noch als advocaat. Er is geen stuk, geen bewijs waaruit anders blijkt en mr. G is niet ingeschreven bij de Kamer van Koophandel naar buitenlands recht. Dit alles is door verweerder gefaciliteerd.
4 VERWEER
4.1 Mr. G is geen onbekende voor klager en hij is niet zonder toestemming van klager toegetreden. Op 30 mei 2018 heeft klager tegen 30 november 2018 de samenwerking met verweerder opgezegd. Daarna is nader afgesproken dat klager per einde boekjaar zou uittreden. Klager heeft uiteindelijk niet willen meewerken aan (registratie van) zijn uittreding als partner van de LLP, maar er is wel een einde gekomen aan de samenwerking.
4.2 Mr. G is partner in [.....] Advocaten LLP en heeft als zodanig recht tot toegang tot de systemen van het kantoor. Niet valt in te zien welk recht van toegang tot de systemen klager nog toekomt.
4.3 Verweerder ontkent dat hij niet tot financiële afwikkeling wil komen. De jaarcijfers van het “oude” kantoor worden thans opgemaakt, maar omdat verweerder de accountant niet twee keer aan het werk wil zetten en hij het “oude” kantoor op 30 juni 2019 heeft gestaakt kon dat, aldus verweerder, niet eerder.
4.4 Cliënten hebben een overeenkomst met [.....] Advocaten LLP en niet met de individuele partners. De facturen die in februari 2019 zijn uitgegaan betroffen de in december 2018 door klager zelf ingevoerde uren en het was het goed recht van verweerder deze declaraties te zenden. Datzelfde geldt voor verlaging van het verzekerde bedrag voor de beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Het stond klager vrij zich voor een hoger bedrag bij te verzekeren.
4.5 In de visie van verweerder zijn de handelsnaam, de merken en de websites van het “oude” kantoor aan het “nieuwe” kantoor overgedragen. Dit was ook in overeenstemming met de uitgangspunten van een overeenkomst met klager.
5 BEOORDELING
5.1 Partijen hebben met elkaar samengewerkt. Hun samenwerking is vormgegeven in een LLP naar Engels recht. Partijen verschillen van mening of omstreeks 31 december 2018 aan de LLP en/of hun samenwerking een einde is gekomen.
5.2 De wijze van samenwerking is vastgelegd in een overeenkomst. De overeenkomst is opgezegd maar vervolgens zijn er aanvullende afspraken gemaakt over de inhoud waarvan partijen het niet eens zijn. Het klachtdossier bevat geen volledige versie van de samenwerkingsovereenkomst. Het feitencomplex waarmee de juridische situatie wordt geschetst, en daarmee het antwoord op de vraag of de LLP en/of de samenwerking (formeel) is beeindigd, is niet geheel duidelijk geworden.
5.3 In de klachtzaak worden door partijen tegengestelde stellingen betrokken en verweren gevoerd die samenhangen met een civielrechtelijk geschil. Alle klachtonderdelen vinden dan ook hun oorsprong in het civielrechtelijke probleem dat partijen verdeeld houdt. De raad is niet het forum om een juridisch kader vast te stellen en daarin een civielrechtelijke beslissing te nemen. Dit zo zijnde komt de raad niet toe aan een beoordeling van de individuele klachten. De klacht wordt derhalve in alle onderdelen ongegrond verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart alle klachtonderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing, K.F. Leenhouts, M.J.J.M. van Roosmalen, H.J. Voors, leden en bijgestaan door
mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 november 2020.
Griffier Voorzitter