Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-11-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2020:273

Zaaknummer

20-792/A/NH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  30 november 2020

in de zaak 20-792/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 16 oktober 2020 met kenmerk ks/re/20-165/1162723, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 15.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klaagster heeft een geschil met haar ex-echtgenoot (hierna: de man), onder meer over een woning in Frankrijk (hierna: de woning). Verweerster staat de man bij in het geschil met klaagster.

1.2    Bij brief van 21 november 2017 heeft verweerster klaagster onder meer gevraagd om een volmacht te ondertekenen ten behoeve van de verkoop van de woning. Bij e-mail van 23 november 2017 heeft klaagster verweerster meegedeeld dat zij daartoe niet bereid is.

1.3    Bij e-mail van 18 januari 2018 heeft verweerster klaagster onder meer geschreven:

“U heeft mij in diverse mails gevraagd om de concept compromis de vente. Deze heb ik nog niet in mijn bezit en kan ik dus nog niet aan u doorsturen. Zodra ik deze wel heb, ben ik bereid deze aan u door te sturen, echter pas nadat u heeft toegezegd dat u geen contact zult opnemen met de koper. Client vreest namelijk dat als u contact opneemt met de koper dit de verkoop in gevaar zal brengen en de koper zal afhaken.”

1.4    Bij e-mail van 30 januari 2018 heeft verweerster klaagster onder meer geschreven:

“Inmiddels heeft de notaris de compromis de vente opgesteld. Ondanks het feit dat u mij niet heeft willen toezeggen dat u geen contact zult opnemen met de kopers, stuur ik u deze toe, in de hoop dat u zult meewerken aan ondertekening en het kort geding op 15 februari a.s. geen doorgang hoeft te vinden.”

1.5    Op 14 februari 2018 heeft klaagster de compromis de vente ondertekend. Het door verweerster namens de man aanhangig gemaakte kortgedingprocedure, waarvan de zitting op 15 februari 2018 zou plaatsvinden, is hierop op verzoek van verweerster aangehouden.

1.6    Vervolgens heeft er e-mailcorrespondentie plaatsgevonden tussen klaagster en verweerster over de akte van levering. Bij e-mail van 26 maart 2018 heeft verweerster klaagster meegedeeld dat nu klaagster niet onvoorwaardelijk meewerkt aan de verkoop van de woning, verweerster de rechtbank zal vragen om een nieuwe datum voor de behandeling van het kort geding.

1.7    Op 23 april 2018 heeft de zitting in kort geding plaatsgevonden. Op die zitting heeft verweerster het woord gevoerd aan de hand van een pleitnota. In die pleitnota staat onder meer:

“De weerstand die [klaagster] in het hele proces heeft laten zien, is ongekend. (…)

Het gedrag van de vrouw is buitensporig. (…)

[Klaagster] blijft weigeren de volmacht te tekenen. (…)

Vervolgens heeft [klaagster] echter alles op alles gezet om de uitvoering van die afspraken te frustreren. (…)

En zo komt het dat we hier vandaag zitten omdat [klaagster] weigert een akte van levering te tekenen waar zij inhoudelijk geen enkele op- of aanmerking op heeft.”

1.8    Bij vonnis van 2 mei 2018 heeft de voorzieningenrechter klaagster op straffe van verbeurte van een dwangsom veroordeeld mee te werken aan de verkoop van de woning.

1.9    Op 6 mei 2019 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster. Klaagster heeft, nadat partijen standpunten hebben uitgewisseld, het griffierecht niet betaald. De deken heeft het klachtdossier daarom niet aan de raad voorgelegd en het dossier gesloten. 

1.10    Op 11 mei 2020 heeft klaagster bij de deken de onderhavige klacht ingediend. Bij e-mail van 20 mei 2020 heeft de deken klaagster onder meer geschreven:

“U heeft op 6 mei 2019 reeds eenzelfde klacht tegen [verweerster] ingediend. (…) U heeft (…) geen € 50,-- aan griffierecht betaald, zodat de klacht niet is voorgelegd aan de tuchtrechter en het dossier is gesloten. Graag verneem ik van u waarom u nu opnieuw over hetzelfde klaagt. Kunt u mij toelichten waarom uw nieuwe klacht anders is dan uw klacht van 6 mei 2019?”

1.11    Klaagster heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft de deken een nieuw klachtdossier geopend.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster bedoezelt de naam van advocaat.

b)    Een regeling in der minne is niet bespreekbaar.

c)    Verweerster handelt onzorgvuldig.

d)    Verweerster handelt in haar eigen belang.

e)    Verweerster jaagt klaagster op onnodige kosten door zich te vereenzelvigen met haar cliënt.

f)    Verweerster heeft zich onnodig grievend over klaagster uitgelaten.

g)    Verweerster beschikt niet over de juiste competenties voor een advocaat.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

Ontvankelijkheid

4.1    Verweerster heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat de klacht niet-ontvankelijk is omdat de klacht niet voldoet aan artikel 1.2 van de Leidraad houdende regels inzake dekenale klachtbehandeling van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de Leidraad), en klaagster bovendien twee keer over hetzelfde heeft geklaagd.

4.2    De voorzitter gaat hier niet in mee. Dat de klacht niet zou voldoen aan artikel 1.2 van de Leidraad is voor de raad van discipline geen reden om de klacht niet-ontvankelijk te verklaren. Uit de Leidraad volgt dat de deken in dat geval het dossier kan sluiten. Daartoe heeft de deken in dit geval niet besloten, zij heeft de klacht ter kennis van de raad gebracht, die daarover moet oordelen. Van strijd met het ne bis in idem-beginsel (artikel 47b Advocatenwet) is geen sprake omdat over de eerdere door klaagster over verweerster bij de deken ingediende klacht geen tuchtrechtelijke eindbeslissing is genomen. De deken heeft het dossier in die zaak immers gesloten omdat het griffierecht niet was betaald.

Inhoudelijk

4.3    De klacht ziet op het handelen van verweerster als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat die advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Klachtonderdeel a)

4.4    Klaagster verwijt verweerster allereerst dat zij de naam van advocaat bedoezelt. Volgens klaagster heeft verweerster dat gedaan in correspondentie, in haar pleitnota’s voor de zittingen van 19 september 2017 en 23 april 2018 en bij het inschakelen van een advocaat voor de zoon van klaagster. Klaagster heeft dit klachtonderdeel verder niet toegelicht. Uit de door klaagster bij haar klacht overgelegde stukken, waaronder een deel van de pleitnota van verweerster voor de zitting van 23 april 2018 en e-mailcorrespondentie tussen klaagster en verweerster, blijkt niet dat verweerster de naam van advocaat bedoezeld. Klachtonderdeel a) is daarom kennelijk ongegrond.

Klachtonderdelen b) en e)

4.5    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Klaagster verwijt verweerster dat een regeling in der minne niet bespreekbaar is en dat zij klaagster onnodig op kosten jaagt. Uit de door klaagster bij repliek gegeven toelichting begrijpt de voorzitter dat dit klachtonderdeel (uitsluitend) ziet op de compromis de vente van de woning in Frankrijk. Verweerster zou de compromis de vente niet (tijdig) aan klaagster hebben opgestuurd, waardoor klaagster onnodige kosten heeft moeten maken, aldus klaagster.

4.6    Verweerster heeft toegelicht dat de pogingen om klaagsters medewerking te verkrijgen aan de verkoop van de woning in Frankrijk in november 2017 zijn begonnen. Bij brief van 21 november 2017 heeft verweerster klaagster gevraagd een volmacht te tekenen voor de verkoop van de woning. Klaagster wilde dat niet, zij wilde volledig betrokken worden bij de verkoop. Verweerster heeft klaagster vervolgens meegedeeld dat dit onnodig is en extra tijd kost, maar klaagster bleef bij haar standpunt. Klaagster heeft verweerster op 15 januari 2018 gevraagd om het koopcontract en wilde dat daar wijzigingen in werden aangebracht. Klaagster heeft verweerster vervolgens verzocht om de comprimis de vente toe te sturen. Verweerster heeft klaagster daarop meegedeeld dat zij niet over de compromis de vente beschikte en dat de man haar heeft aangegeven dat hij die pas aan klaagster wil toesturen als zij belooft geen contact op te nemen met de kopers. Op 30 januari 2018 heeft verweerster alsnog de compromis de vente aan klaagster toegestuurd. Klaagster heeft de compromis de vente vervolgens op 14 februari 2018 getekend. Het kort geding dat op 15 februari 2018 stond gepland is hierop aangehouden, in afwachting of klaagster ook zou meewerken aan de levering van de woning. Klaagster deed dat niet, waarop verweerster de voorzieningenrechter heeft verzocht het kort geding alsnog te behandelen. Dat is vervolgens gebeurd op 23 april 2018. De voorzieningenrechter heeft klaagster op straffe van een dwangsom veroordeeld mee te werken aan de levering van de woning, aldus nog steeds verweerster.

4.7    Uit het gemotiveerde en met stukken onderbouwde verweer van verweerster volgt niet dat zij wat betreft de compromis de vente tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en/of onnodig een procedure aanhangig heeft gemaakt waardoor klaagster onnodige kosten heeft moeten maken. Klachtonderdelen b) en e) zijn eveneens kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.8    Klaagster verwijt verweerster in dit klachtonderdeel dat zij onzorgvuldig handelt. Klaagster heeft dit verder niet toegelicht of onderbouwd. Voor zover klaagster verweerster verwijt dat zij beweringen van haar cliënt overneemt zonder daarvan bewijs te vragen geldt dat, zoals hiervoor in 4.3 is overwogen, een advocaat in beginsel mag afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal dat een cliënt hem verstrekt en dat hij slechts in uitzonderingsgevallen de juistheid daarvan dient te verifiëren. Dat van een dergelijk uitzonderingsgeval sprake is, is niet gebleken. Dat verweerster uitgaat van de juistheid van het feitenmateriaal dat haar cliënt haar verstrekt, betekent niet dat verweerster zich met haar cliënt vereenzelvigt. Ook klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel d)

4.9    In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerster dat zij in haar eigen belang handelt. Klaagster heeft dit verder niet toegelicht of onderbouwd, zodat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.

Klachtonderdeel f)

4.10    In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerster dat zij zich onnodig grievend over klaagster heeft uitgelaten. In haar klacht heeft klaagster niet toegelicht waarop zij precies doelt. Voor zover klaagster doelt op de door haar onderstreepte (en hiervoor in 1.7 weergegeven) alinea’s van de pleitnota van verweerster voor de zitting van 23 april 2018 geldt dat die alinea’s niet als onnodig grievend kunnen worden aangemerkt. Ook in de e-mails die klaagster als bijlagen bij haar klacht heeft overgelegd heeft verweerster zich niet onnodig grievend (over klaagster) uitgelaten. Klachtonderdeel f) is eveneens kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel g)

4.11    Klaagster verwijt verweerster tot slot dat zij niet over de juiste competenties beschikt voor een advocaat. Klaagster heeft dit verder niet toegelicht of onderbouwd zodat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 november 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 30 november 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.