Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-11-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2020:272

Zaaknummer

20-803/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat die proces-verbaal opvraagt vanwege een opmerking die op de zitting zou zijn gemaakt in een zaak waarin hij geen advocaat was kennelijk ongegrond. Gedragsregel 21 lid 3 niet rechtstreeks van toepassing. Als wel van toepassing dan niet in strijd met die gedragsregel gehandeld. Van napleiten is geen sprake.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  30 november 2020

in de zaak 20-803/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

over:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 20 oktober 2020 met kenmerk 1201704/EJH/YH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager heeft klaagster bijgestaan in een kortgedingprocedure tegen mevrouw H. Daarin vorderde mevrouw H. dat klaagster de door haar gehuurde woning zou ontruimen. Mevrouw H. werd bijgestaan door mr. S. De mondelinge behandeling van het kort geding heeft plaatsgevonden op 15 juni 2020.

1.2    Verweerder is ook advocaat van mevrouw H. Bij e-mail van 17 juni 2020 heeft verweerder,  de rechtbank onder meer geschreven:

“Tijdens het kort geding zijn mededelingen gedaan door de advocaat van [klaagster] – [klager] – over een (vermeende) zelfmoordpoging van cliënte. Cliënte wenst daarom graag het proces-verbaal/de aantekeningen van de griffier van de zitting te verkrijgen. Cliënte begrijpt dat normaliter geen proces-verbaal opgemaakt wordt van een kort geding zitting. Het proces-verbaal of de aantekeningen kunnen derhalve ook beperkt worden tot (een zakelijke weergave) van voornoemde mededeling van [klager].”

1.3    Bij e-mail van 23 juni 2020 heeft een medewerkster van de rechtbank verweerder meegedeeld dat een proces-verbaal alleen wordt verstrekt aan partijen en niet aan derden. Nu verweerder in de procedure niet als advocaat is opgetreden, kan het door hem gevraagde proces-verbaal niet aan hem worden toegestuurd. Vervolgens heeft mr. S,  bij e-mail van 24 juni 2020,de rechtbank gevraagd om het proces-verbaal/de aantekeningen van de griffier.

1.4    Bij e-mail van 24 juni 2020 heeft klager verweerder en mr. S onder meer geschreven:

“Met verbijstering heb ik kennis genomen van de correspondentie die u gevoerd heeft met de Rechtbank nadat uitspraak was bepaald. Ten eerste verwijs ik naar artikel 21 lid 1 van de Gedragsregels. U heeft mij heden pas op de hoogte gesteld van correspondentie die al een week oud is.

Verder handelt u in strijd met artikel 21 lid 3 doordat u zonder mijn toestemming zich tot de rechter heeft gewend nadat uitspraak was bepaald.

Het overtreden van deze bepaling klemt temeer, daar uw verzoek ([verweerder]) (…) een inhoudelijke kwalificering is van hetgeen in de procedure is besproken en insinuerend, daar u schrijft over een vermeende zelfmoordpoging.

Helemaal onbegrijpelijk is dat u niet eens contact met mij opgenomen heeft voordat u zich wendde tot de Rechtbank.

Of u op dat moment wel of niet advocaat was in deze zaak, is volstrekt irrelevant. Ik verwijs naar artikel 9 lid 2.”

1.5    Bij e-mail van eveneens 24 juni 2020 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

“Er is louter een formeel verzoek gedaan om een afschrift van het proces-verbaal/de aantekeningen van de griffier. Dat is toegestaan, zoals het ook is toegestaan om na vonnis-/arrestbepaling aanpassing of aanvulling van het proces-verbaal te verzoeken (…) Niet is toegestaan om na te pleiten. Dat is niet gebeurd.

Desalniettemin willen [mr. S] en ondergetekende de zaak niet op de spits drijven. Wij zullen de rechtbank verzoeken de e-mail als ongelezen te beschouwen en wij zullen maandag na het wijzen van het vonnis opnieuw een verzoek neerleggen bij de rechtbank.”

1.6    Op 24 juni 2020 heeft klager mede namens klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij, nadat de voorzieningenrechter uitspraak had bepaald, heeft gecorrespondeerd met de rechtbank zonder dat klager daarvan op de hoogte was, laat staan dat klager daar toestemming voor heeft gegeven. Hiermee heeft verweerder in strijd gehandeld met gedragsregel 21.

2.2    Klagers hebben aan hun klacht ten grondslag gelegd dat uit de inhoud van de e-mail van verweerder blijkt dat het om veel meer gaat dan een formeel verzoek. Verweerder heeft in zijn e-mail immers geschreven dat klager op de zitting mededelingen heeft gedaan over een vermeende zelfmoordpoging van mevrouw H. Hiermee heeft verweerder gesuggereerd dat klager de rechter over een feitelijke zelfmoordpoging onjuist had voorgelicht, terwijl die zelfmoordpoging juist een belangrijk feit was om uitleg te geven waarom klaagster een paar maanden geen huur had betaald. Door de rechtbank feitelijk alleen te vragen proces-verbaal op te maken van deze mededeling, wordt gesuggereerd dat dit als bewijs gevraagd wordt voor nadere stappen. Ook daardoor wordt de rechtbank beïnvloed. Verweerder bovendien klagers niet laten weten dat hij de rechtbank had aangeschreven, waarmee verweerder ook in strijd met de gedragsregels heeft gehandeld, aldus steeds klagers.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    Voorop staat dat het de advocaat niet geoorloofd is zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden nadat de uitspraak is bepaald (zoals ook is bepaald in gedragsregel 21 lid 3).

4.2    Niet is in geschil dat verweerder mevrouw H niet heeft bijgestaan in het kort geding dat op 15 juni 2020 is behandeld. Gedragsregel 21 lid 3 is daarom niet rechtstreeks van toepassing. Dat verweerder in andere zaken als advocaat voor mevrouw H optreedt, is daarbij niet van belang. Verweerder heeft sowieso niet gehandeld in strijd met gedragsregel 21 lid 3met zijn e-mail aan de rechtbank van 17 juni 2020. Het is volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline toegestaan om nadat uitspraak is bepaald de rechter te benaderen over het proces-verbaal. Toestemming van de wederpartij is daarvoor in beginsel niet nodig. Het is niet toegestaan nieuwe argumenten aan te voeren (het zogenoemde napleiten). Dat heeft verweerder ook niet gedaan. Verweerder heeft in de e-mail aan de rechtbank slechts verwezen naar een opmerking die klager op de zitting heeft gemaakt en om die reden het proces-verbaal opgevraagd. Verweerder heeft terecht aangevoerd dat in een zaak waarbij geen proces-verbaal is opgemaakt, zoals in een kortgedingprocedure, specifiek moet worden aangegeven over welke opmerkingen/mededelingen de aantekeningen van de griffier verzocht worden. Dat verweerder in de e-mail heeft geschreven dat klager op de zitting mededelingen heeft gedaan over een vermeende zelfmoordpoging, is geen napleiten. 

4.3    Voor zover de klacht ook behelst dat verweerder het klager meteen had moeten laten weten dat en hoe hij de rechtbank om het proces-verbaal had verzocht, geldt dat dit klachtonderdeel kennelijk van onvoldoende gewicht is of althans zelfstandige betekenis mist. Dit nu van napleiten geen sprake is geweest en het enkele (voldoen aan een) verzoek om het proces-verbaal niet kan leiden tot schending van het beginsel van hoor en wederhoor.

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 november 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 30 november 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.