Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-10-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2020:174

Zaaknummer

19-873/DH/DH

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 26 oktober 2020 in de zaak 19-873/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 25 maart 2020 op de klacht van:

 

klager

gemachtigde

 

over:

 

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 16 juni 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 24 december 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 135 2019 ar/ak van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 25 maart 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 26 maart 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 5 april 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 5 april 2020 ontvangen. De raad heeft op 25 april 2020 een aanvullend verzetschrift van klager ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de (video)zitting van de raad van 7 september 2020. Daarbij waren klager en zijn gemachtigde aanwezig. Verweerder had zich afgemeld.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift en aanvullend verzetschrift.

 

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.

2.2    Met betrekking tot de feiten heeft klager aangevoerd dat niet mag worden uitgegaan van de door de voorzitter onder 1.1 aangehaalde vonnissen, omdat klager de nietigheid daarvan heeft uitgeroepen en hij de vonnissen als zodanig niet heeft erkend.

2.3    Voor het overige komt klager in verzet niet op tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving.

 

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter en naar hetgeen hierna is opgenomen onder 4.2.

 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    Voor wat betreft de omschrijving van de feiten merkt de raad op dat de voorzitter mocht uitgaan van de onder 1.1 aangehaalde vonnissen. Dat klager deze vonnissen niet erkent, maakt dat niet anders.

4.3    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 oktober 2020.