Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-12-2020
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2020:247
Zaaknummer
200194
Inhoudsindicatie
Verzoek tot aanwijzing van een advocaat ex artikel 13 Advocatenwet afgewezen. Beklag ongegrond.
Uitspraak
BESLISSING
van 14 december 2020
in de zaak 200194
naar aanleiding van het beklag van:
klaagster
tegen:
deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Den Haag
de deken
1 HET BEKLAG
1.1 Klaagster heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met zijn beschikking van 17 juli 2020. Klaagster heeft tegen deze beschikking beklag gedaan bij het hof.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beklag is op 27 augustus 2020 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier:
- klaagsters e-mail met bijlagen van 28 augustus 2020;
- klaagsters nadere onderbouwing van haar beklag per e-mail en brief (met bijlagen) van 4 september 2020;
- het verweerschrift met bijlagen van de deken van 11 september 2020.
2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.
2.4 Per e-mail van 19 november 2020 heeft de griffie van het hof partijen laten weten dat op 14 december 2020 uitspraak zal worden gedaan.
3 FEITEN
Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.1 Klaagster heeft de deken per e-mail van 16 juli 2020 gevraagd een advocaat aan te wijzen om haar bij te staan tijdens een digitale videozitting op maandag 21 juli 2020.
3.2 De deken heeft dit verzoek geweigerd in zijn beschikking van 17 juli 2020. Hieraan heeft de deken ten grondslag gelegd dat klaagster bij brief van 16 juni 2020 door de rechtbank was geïnformeerd over deze zitting. Volgens de deken heeft klaagster te laat een advocaat gezocht, aangezien de door haar overgelegde afwijzingen alle dateren van 17 juli 2020. Klaagster heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat zij hiertoe niet eerder actie had kunnen ondernemen. Ook stelt de deken dat zij haar verzoek te laat heeft ingediend, omdat het niet verantwoord is om twee dagen voor de zitting een advocaat te belasten met bijstandverlening aan klaagster. Naar aanleiding van de door klaagster aangevoerde omstandigheden dat zijzelf onvoldoende juridisch onderlegd is en wegens depressie niet in staat is aan de videozitting deel te nemen, overweegt de deken dat voor de videozitting juist feitelijke informatie relevant is en dat de door klaagster gestelde depressie onvoldoende is onderbouwd met de door haar overgelegde verwijzing van haar huisarts.
4 BEOORDELING
4.1 Het hof overweegt het volgende.
4.2 De datum van de videozitting waarop klaagsters aanwijzingsverzoek betrekking is al verstreken. Klaagsters doel om een advocaat door de deken te krijgen om haar bij te staan tijdens die zitting kan niet meer worden bereikt. Daarom zal het beklag bij gebrek aan belang worden afgewezen.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 17 juli 2020 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.M. van Amsterdam en L.H. Rammeloo, leden, in tegenwoordigheid van mr. V.H. Wagner, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2020.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 14 december 2020.