Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-12-2020
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2020:253
Zaaknummer
200207
Inhoudsindicatie
Appelverbod. De stellingen betreffen geen fundamentele rechtsbeginselen maar zien op de inhoudelijke beslissing van de zaak. Naar vaste rechtspraak van het hof (zie onder meer ECLI:NL:TAHVD:20220:213) leveren motiveringsklachten geen schending op van een fundamenteel rechtsbeginsel. Er is dus geen grond om het appelverbod te doorbreken.
Uitspraak
BESLISSING
van 7 december 2020
in de zaak 200207
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
de Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Rotterdam
verweerder
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 6 maart 2020, onder nummer 19-848/DB/ZWB op die datum aan partijen toegezonden. De voorzitter heeft de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het hof verwijst verder naar de beslissing van de raad van 7 september 2020 op het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzet ongegrond verklaard.
De verzetsbeslissing van de raad is op tuchtrecht.nl gepubliceerd als ECLI:NL:TADRSHE:2020:63. De voorzittersbeslissing is op tuchtrecht.nl gepubliceerd als ECLI:NL:TADRSHE:2020:27.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beroepschrift met bijlagen van klager is per e-mailbericht op 8 september 2020 door de griffie van het hof ontvangen.
2.2 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- de e-mailberichten van klager van: 21 september 2020, 26 september 2020 (2 e-mails) en 2 oktober 2020.
2.3 Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld.
3 BEOORDELING
3.1 Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de raad van discipline tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet tegen een beslissing van de voorzitter van die raad, die inhoudt dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is, kennelijk ongegrond is dan wel is afgewezen omdat de klacht van onvoldoende gewicht is. Deze onmogelijkheid in hoger beroep te komen wordt het appelverbod genoemd.
3.2 Deze bepaling lijdt slechts uitzondering indien moet worden geoordeeld dat geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dan kan het appelverbod worden doorbroken.
3.3 Het hof begrijpt uit de stellingen van klager dat hij van mening is dat er sprake is geweest van schending van fundamentele rechtsbeginselen omdat, zakelijk weergegeven, de raad is uitgegaan van onjuiste feiten, omdat de deken zijn klacht verkeerd heeft begrepen. De deken heeft zijn klacht dat zijn advocaat zich niet heeft verdiept ten onrechte niet meegenomen in de procedure bij de raad, zodat er geen sprake is geweest van een eerlijk proces.
3.4 Het hof stelt voorop dat de klachtomschrijving niet door de deken, maar door de tuchtrechter wordt vastgesteld aan de hand van de omschrijving van de klacht zoals deze is ingediend bij de deken en zoals deze uit het onderzoek door de deken blijkt. Het is de deken die, overeenkomstig artikel 46e Advocatenwet, de ingediende klacht en de resultaten van zijn onderzoek ter kennis van de raad brengt. In verzet heeft klager aangevoerd dat de klacht verkeerd is begrepen en niet geheel is onderzocht. De raad heeft geoordeeld dat de voorzitter rekening heeft gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden. Kennelijk is klager het daarmee niet eens. Zijn stellingen betreffen echter geen fundamentele rechtsbeginselen maar zien op de inhoudelijke beslissing van de zaak. Naar vaste rechtspraak van het hof (zie onder meer ECLI:NL:TAHVD:20220:213) leveren motiveringsklachten geen schending op van een fundamenteel rechtsbeginsel.
3.5 Er is dus geen grond om het appelverbod te doorbreken Het gevolg daarvan is dat klager in zijn beroep tegen de bestreden beslissing niet kan worden ontvangen.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 7 september 2020, gewezen onder nummer 19-848/DB/ZWB.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans en E.L. Pasma, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2020.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 7 december 2020.