Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-12-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2020:103

Zaaknummer

20-387/DB/LI

Inhoudsindicatie

Het had op de weg van verweerder gelegen om bij klaagster naar de ontvangst van de beschikking te infomeren en haar te wijzen op het belang van het, na ontvangst van de beschikking, tijdig instellen van bezwaar. Omdat verweerder na zijn brief van 12 april 2019 geen actie meer heeft ondernomen, valt het ongebruikt laten verstrijken van de bezwaartermijn hem tuchtrechtelijk aan te rekenen.

Inhoudsindicatie

Dat de verzekeraar van de advocaat niet over gaat tot uitkering van een schadevergoeding overgaat betekent niet dat de advocaat de schadeclaim dient te voldoen. Hiervan is slechts sprake indien de schade vaststaat, wat niet het geval is.

Inhoudsindicatie

De raad ziet in de opstelling van verweerder in de aanloop naar en tijdens de tuchtrechtprocedure aanleiding om verweerder niet te veroordelen in de kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en de Staat.

Inhoudsindicatie

Klacht (gedeeltelijk) gegrond, waarschuwing, geen kostenveroordeling aan de NOVA en Staat

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 7 december 2020

in de zaak 20-387/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 23 december 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 27 mei 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K20-017 van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld tijdens de zitting van de raad van 26 oktober 2020. Daarbij was verweerder aanwezig. Klaagster is, bijgestaan door haar partner, later ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 10.

2    FEITEN

2.1    Klaagster heeft zich op 9 april 2019 tot verweerder gewend vanwege de beëindiging van haar uitkering met terugwerkende kracht en de afwijzing van een nieuwe aanvraag. Verweerder heeft namens klaagster bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van de aanvraag en haar bijgestaan bij een nieuwe aanvraag. Verweerder heeft op 12 april 2019 een opdrachtbevestiging aan klaagster toegezonden. Verweerder schreef hieronder meer het volgende : “Ik heb inmiddels een voorlopig bezwaarschrift ingediend bij de gemeente (….), tegen de afwijzing van de aanvraag van de bijstandsuitkering van 12 februari 2019. (……) Wanneer u de beslissing van de gemeente (…..) krijgt waarbij uw uitkering vanaf 1 januari 2016 - 3 december 2018 wordt ingetrokken en teruggevorderd, moet u mij deze zo spoedig mogelijk brengen, zodat ik ook hiertegen bezwaar kan maken.”

2.2    Bij beslissing van 6 mei 2019 van het College van B&W van de gemeente X is het recht op bijstand van klaagster met ingang van 1 januari 2016 ingetrokken en de uitkering vanaf 1 januari 2016-4 december 2018 ten bedrage van € 18.660,- teruggevorderd. De beslissing is per aangetekende post aan klaagster verzonden.

2.3    Bij beslissing van 14 juni 2019 is door het college van B&W van de gemeente X aan klaagster een bestuurlijke boete opgelegd van € 1.758,00. Verweerder heeft op 14 juli 2019 namens klaagster bezwaar ingesteld tegen voormeld besluit. Bij beslissing van 4 december 2019 is het bezwaar ongegrond verklaard.

2.4    Verweerder heeft per email van 9 augustus 2019 aan klaagster bevestigd een beroepsfout te hebben gemaakt door niet tijdig uit te zoeken, te controleren of het besluit tot terugvordering was genomen en daardoor niet op tijd bezwaar te maken tegen de beslissing van 6 mei 2019. Verweerder heeft daarvoor zijn excuses aan klaagster aangeboden. Verweerder heeft klaagster gewezen op de mogelijkheid hem aansprakelijk te stellen voor de door klaagster geleden schade.

2.5    Verweerder heeft de e-mails van klaagster van 10 en 21 augustus 2019 doorgezonden aan zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Verweerder heeft ook na de aansprakelijkstelling  op verzoek van klaagster de belangen van klaagster in bezwaar- en beroepsprocedures behartigd.

2.6    De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van verweerder heeft klaagster bericht dat klaagster als gevolg van de fout van verweerder geen schade heeft geleden en dat niet tot vergoeding zou worden overgegaan. Klaagster heeft na de afwijzende beslissing van de verzekeraar verweerder verzocht (een deel van) het door de gemeente van klaagster teruggevorderde bedrag aan haar te vergoeden. Verweerder heeft het verzoek van klaagster afgewezen.

2.7    Klaagster heeft op 23 december 2019 aan verweerder bericht niet langer van zijn diensten gebruik te willen maken.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft verzuimd bezwaar te maken tegen de beslissing van de gemeente van 6 mei 2019 tot terugbetaling uitkering en boete in verband met het niet opgegeven van inkomsten via marktplaatsverkopen;

b)    Verweerder weigert de door klaagster geleden schade te vergoeden, nu de verzekeraar niet tot schadevergoeding overgaat;

c)    Verweerder reageert niet (tijdig) op mails (onvoldoende bereikbaar)

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in art. 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes -zoals over procesrisico en kostenrisico- waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat dienaangaande heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoren het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat te worden gewezen op de proceskansen en het kostenrisico in zijn zaak. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaven beoordelen.

Ad onderdeel a)

5.2    Verweerder heeft verzuimd om beroep in te stellen tegen de beslissing van de gemeente van 6 mei 2019. Hoewel klaagster heeft nagelaten om, zoals door verweerder verzocht, de door haar ontvangen beschikking van 6 mei 2019, aan verweerder te doen toekomen, had het op de weg van verweerder gelegen om bij klaagster naar de ontvangst van de beschikken te infomeren en haar te wijzen op het belang van het, na ontvangst van de beschikking, tijdig instellen van bezwaar. Omdat verweerder na zijn brief van 12 april 2019 geen actie meer heeft ondernomen, valt het ongebruikt laten verstrijken van de bezwaartermijn hem tuchtrechtelijk aan te rekenen. Klachtonderdeel a) is gegrond.

Ad onderdeel b)

5.3    De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar heeft, om tot een vaststelling van de schade te komen,  een inschatting gemaakt van de kansen in de procedure indien door verweerder tijdig bezwaar tegen de beschikking van 6 mei 2019 zou zijn ingesteld. De verzekeraar is na beoordeling van de zaak tot de conclusie gekomen dat een bezwaar geen kans van slagen zou hebben gehad en dat klaagster daarom door het niet instellen van bezwaar geen schade heeft geleden. Op grond hiervan heeft de verzekeraar van verweerder geen schadevergoeding aan klaagster uitgekeerd. Dit betekent, anders dan klaagster stelt, niet dat vervolgens op verweerder een verplichting rust om over te gaan tot betaling van een schadevergoeding.  Het enkele feit dat verweerder een beroepsfout heeft gemaakt door geen bezwaar in te stellen betekent niet dat verweerder tot betaling van een schadevergoeding aan klaagster dient over te gaan. Hiervan is slechts sprake indien vast staat dat klaagster door de beroepsfout van verweerder schade heeft gelden en hiervan is in deze zaak niet gebleken. Verweerder valt daarom tuchtrechtelijk tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Klachtonderdeel b) is ongegrond.

Ad onderdeel c)

5.4    Uit de aan de raad overgelegde stukken noch uit het ter zitting verhandelde is gebleken dat verweerder niet (tijdig) heeft gereageerd op e-mails van klaagster. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij binnen een redelijke termijn reageert op e-mails van een cliënt.  Niet gebleken is dat verweerder e-mails van kaagster niet binnen een redelijke termijn heeft beantwoord. Klaagster heeft dit onderdeel van de klacht onvoldoende onderbouwd. Klachtonderdeel c) is ongegrond.

    

6    MAATREGEL

6.1    De raad acht de maatregel waarschuwing passend en geboden.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht [gedeeltelijk] gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde  griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de reiskosten ad € 50,- van klaagster. Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.3    De raad ziet in de opstelling van verweerder in de aanloop naar en tijdens de tuchtrechtprocedure aanleiding om verweerder niet te veroordelen in de kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en de Staat. Verweerder heeft, hoewel klaagster niet had voldaan aan zijn verzoek de door haar ontvangen beschikking aan hem te doen toekomen, direct toen bleek dat hij niet tijdig bezwaar had ingesteld tegen de beschikking van 6 mei 2019, de volle verantwoordelijkheid daarvoor op zich genomen en de schadeclaim bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar gemeld. Verweerder heeft alles in het werk gesteld wat op dat moment van hem verwacht kon worden om de nadelige gevolgen voor klaagster te beperken. Dat de verzekeraar van klager heeft geoordeeld dat er geen sprake was van gelden schade omdat het bezwaar geen kans van slagen zou hebben gehad, maakt dit niet anders.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart  klachtonderdeel a gegrond;

-    verklaart de klachtonderdelen b en c  ongegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.1 ;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2 ;

Aldus beslist door mr. R.M.M. van den Heuvel, voorzitter, mrs. R. van den Dungen en H.C.M. Schaeken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 december 2020.      

Griffier    Voorzitter