Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-03-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2020:191

Zaaknummer

19-208

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen (ex-)advocaat over kwaliteit dienstverlening in erfrechtelijk geschil tussen klager en de kinderen van zijn overleden echtgenote. Communicatie: ook indien de relatie tussen advocaat en cliënt is verslechterd of beëindigd, betaamt het een behoorlijk advocaat niet om niet te reageren op een verzoek van de cliënt om een kopie van haar declaraties aan hem te sturen, nodig voor zijn incassoprocedure tegen haar. Misverstand over afspraken: verweerster werkt samen met een deurwaarderskantoor met een hoger afwikkelingstarief dan standaard is. Verweerster heeft nagelaten om voorafgaand aan het verstrekken van de opdracht aan die deurwaarder klager over de gevolgen en (hoge) afwikkelingskosten te informeren (Regel 8 oud/ 16 nieuw). Vermeende fout door deurwaarder niet gebleken. De facturen van verweerster voldoen niet aan de eisen van het normale handelsverkeer, waardoor verweerster in strijd met Regel 23 oud/ 16 lid 3 heeft gehandeld. Berisping.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 23 maart 2020

in de zaak 19-208

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 21 augustus 2018 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 1 april 2019 met kenmerk Z 693576/AS.d, door de raad ontvangen op 1 april 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 januari 2020 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerster. Verweerster is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    de nagekomen brief met bijlagen van de gemachtigde van verweerster d.d. 9 januari 2020;

-    de nagekomen brief met bijlagen van klager d.d. 26 januari 2020.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerster heeft klager bijgestaan in een erfrechtelijk geschil tussen klager en de kinderen van zijn overleden echtgenote. Op 29 september 2015 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden bij de rechtbank Noord-Nederland. Tijdens deze comparitie is klager bijgestaan door verweerster. In het proces-verbaal van de comparitie is vermeld:

“De rechter bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 11 november 2015 voor vonnis. In de tussentijd zullen partijen in onderling overleg bekijken of (…) er mogelijkheden zijn om deze kwestie alsnog in der minne (…) op te lossen. Lukt dat niet dan zullen partijen de rechtbank hierover uiterlijk op 28 oktober 2015 berichten en zal [klager] een nieuwe procedure aanhangig maken door een dagvaarding uit te brengen met daarin (in ieder geval) een tegenvordering op [klagers wederpartij] tot verrekening. Daarbij zal dan een verzoek tot voeging met de onderhavige procedure worden gedaan.”

2.3    Tussen klager en diens wederpartij is geen minnelijke regeling tot stand gekomen. Verweerster heeft de in het proces-verbaal van de comparitie bedoelde dagvaarding uitgebracht op 23 december 2015. Middels deze dagvaarding zijn de drie kinderen van de overleden echtgenote van klager door klager in rechte betrokken. De echtgenoten van de drie kinderen zijn niet gedagvaard en waren geen partij in de procedure.

2.4    Bij vonnis d.d. 29 maart 2017 van de rechtbank Noord-Nederland is de (reconventionele) vordering van klager toegewezen en zijn de vorderingen van de kinderen van klagers overleden echtgenote afgewezen. Bij e-mail d.d. 18 april 2017 heeft verweerster de advocaat van klagers wederpartij tot betaling gesommeerd. Omdat betaling uitbleef heeft verweerster bij e-mail d.d. 25 april 2017 aan klager voorgesteld om het vonnis ter executie aan de deurwaarder toe te sturen, met welk voorstel klager diezelfde dag akkoord is gegaan.

2.5    Bij e-mail d.d. 1 mei 2017 heeft verweerster haar vaste deurwaarder verzocht om het vonnis te betekenen en beslag te leggen op de woningen van de drie kinderen van klagers overleden echtgenote. Op 2 mei 2017 is het vonnis betekend aan de drie kinderen van klagers overleden echtgenote. Aan het deurwaarderskantoor is de opdracht tot executie van het vonnis verstrekt. Het deurwaarderskantoor hanteert een afwikkelingspercentage van 3,75% van het te innen bedrag.

2.6    Bij e-mails d.d. 13 en 19 juni 2017 heeft verweerster klager geïnformeerd over de contacten met de advocaat van klagers wederpartijen over het tot stand brengen van een minnelijke regeling.

2.7    Bij e-mail d.d. 10 juli 2017 heeft klager verweerster bericht dat hij niet langer door haar wenste te worden bijgestaan. Bij e-mail d.d. 20 juli 2017 heeft mr. K verweerster bericht dat klager zich tot haar had gewend en dat zij op 12 juli 2017 de behandeling van de zaak had overgenomen van verweerster.

2.8    Verweerster heeft aan klager declaraties verzonden ter zake de door haar verrichte werkzaamheden. Deze declaraties zijn verzonden op blanco papier en zonder dat daarop haar kantoorgegevens, een btw-nummer en een KvK-nummer waren vermeld.  Klager heeft enkele declaraties onbetaald gelaten. Klager heeft voorgesteld om deze openstaande nota’s naar rato van het door verweerster geïncasseerde bedrag betalen, maar dat voorstel heeft verweerster niet geaccepteerd.  Klager heeft (het kantoor van) verweerster verzocht om kopieën van de verzonden declaraties te verzenden, maar aan dat verzoek is geen gevolg gegeven. A Advocaten BV heeft klager op 23 april 2018 gedagvaard teneinde betaling te verkrijgen van de openstaande declaraties van verweerster.

2.9    Bij e-mail d.d. 18 juli 2018 heeft klager zijn klacht aan verweerster kenbaar gemaakt. Op dat e-mailbericht heeft verweerster, noch haar gemachtigde, gereageerd.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

1.    niet heeft gereageerd op klagers berichten waaronder zijn klacht;

2.    heeft geweigerd declaraties toe te sturen voor de verrichte werkzaamheden;

3.    de afspraak om de dagvaarding voor 11 november 2015 gereed te hebben niet is nagekomen;

4.    het deurwaarderskantoor te berichten dat klager zijn rekeningen niet zou betalen;

5.    klagers opdracht om over te gaan tot een spoedige tenuitvoerlegging niet heeft uitgevoerd;

6.    klager niet correct heeft geïnformeerd over de kosten van de deurwaarder in verband met de executie van het vonnis;

7.    de executie van het vonnis heeft stop gezet zonder klager daarover te informeren;

8.    niet erop heeft toegezien dat het deurwaarderskantoor haar werkzaamheden correct uitvoerde;

9.    facturen heeft gestuurd op blanco papier zonder vermelding van haar kantoorgegevens, een btw-nummer en een KvK-nummer.

Toelichting

3.2    Verweerster heeft niet gereageerd op de e-mail van klager d.d. 18 juli 2018. Klagers advocaat heeft aan verweersters gemachtigde (met verweerster in de cc) gevraagd om de declaraties te verstrekken, maar dit verzoek werd door een kantoorgenoot van verweerster afgewezen. Tijdens de zitting van 29 september 2015 heeft verweerster toegezegd dat zij voor 11 november 2015 een dagvaarding zou uitbrengen indien partijen er niet uit zouden komen, maar die afspraak is verweerster niet nagekomen. Verweerster heeft pas op 23 december 2015 gedagvaard. Verweerster heeft haar geheimhoudingsplicht geschonden door aan het deurwaarderskantoor te vragen om geen werkzaamheden meer uit te voeren omdat klager verweersters declaraties niet zou betalen. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de executie van het vonnis (en kennelijk ook haar eigen bijstand) stop te zetten zonder klager daarover te informeren. Verweerster heeft de opdracht om over te gaan tot spoedige tenuitvoerlegging niet uitgevoerd. Verweerster heeft klager niet geïnformeerd over het hoge afwikkelingstarief dat de deurwaarder hanteerde. De deurwaarder die door verweerster is ingeschakeld hanteerde een veel hoger tarief dan andere deurwaarderskantoren. Aangezien voor klager een bedrag van € 300.000,-- moest worden geïnd, was de hoogte van het percentage wel degelijk relevant. Het deurwaarderskantoor heeft het beslag op twee woningen aan de schuldenaren betekend en niet aan hun echtgenotes waarmee zij in gemeenschap van goederen gehuwd zijn. Dat had wel moeten gebeuren. Verweerster heeft er niet op toegezien dat het deurwaarderskantoor haar werkzaamheden correct uitvoerde. Verweerster heeft haar declaraties niet ingericht zoals wettelijk voorgeschreven. Verweerster heeft haar declaraties verstuurd op blanco papier zonder vermelding van een afzender, btw-nummer en KvK-nummer. Klager heeft aangegeven zich niet te kunnen vinden in deze werkwijze van verweerster, maar daarmee heeft verweerster nooit iets gedaan.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft via haar gemachtigde laten weten niet in staat te zijn om te reageren op de klachten van klager. Verweersters gemachtigde heeft de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende antwoord in reconventie, d.d. 20 september 2018 uit de incassoprocedure ter zake verweersters openstaande declaraties bij de deken ingediend.

4.2    Voor zover de gemachtigde van verweerster ter zitting van de raad verweer heeft gevoerd zal dit verweer, voor zover relevant, bij de beoordeling van de klacht aan de orde worden gesteld.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt voorop dat de klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klager. Gezien het bepaalde bij artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening moet rekening worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (vergelijk Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32). De raad zal de genoemde klachtonderdelen hierna aan de hand van deze maatstaf beoordelen. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

Ad klachtonderdeel 1 en 2

5.2    De klachtonderdelen 1 en 2 zien op de communicatie tussen klager en verweerster. Verweersters gemachtigde heeft erkend dat verweerster niet heeft gereageerd op klagers e-mail d.d. 18 juli 2018, waarin hij zijn onvrede over het optreden van verweerster aan haar heeft kenbaar gemaakt. De raad overweegt dat van een advocaat mag worden verwacht dat hij aan hem gerichte berichten, die aandacht en beantwoording behoeven, waaronder een klacht over de dienstverlening, binnen redelijke termijn afdoende beantwoordt. Verweerster heeft dit nagelaten, hetgeen haar tuchtrechtelijk kan worden aangerekend. Als niet dan wel onvoldoende weersproken, staat voorts vast dat geen gevolg is gegeven aan het verzoek van klager om een kopie van de door verweerster verzonden declaraties aan hem te verstrekken teneinde hem, naar klager stelt, in staat te stellen naar behoren verweer te kunnen voeren in de jegens hem aanhangig gemaakte incassoprocedure ter zake die declaraties. De raad overweegt dat, ook al is de relatie tussen de advocaat en de cliënt verslechterd of zelfs  beëindigd, het een behoorlijk advocaat niet betaamt om niet te reageren op een dergelijk verzoek van die (voormalig) cliënt. Ook als deze declaraties al eerder zijn verzonden zoals verweerster stelt, valt niet in te zien waarom zij deze op verzoek van klager niet nog een keer zou zenden. Dat geldt te meer nu de stelling van klager was – en is – dat hij deze niet eerder had ontvangen.  De raad is van oordeel dat de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond zijn.

Ad klachtonderdeel 3

5.3    Klager heeft onder verwijzing naar het proces-verbaal van de comparitie van 29 september 2015 gesteld dat de afspraak is gemaakt dat verweerster de dagvaarding voor 11 november 2015 gereed zou hebben en dat zij die afspraak niet is nagekomen, door eerst op 23 december 2015 tot dagvaarding over te gaan. Verweerster heeft  betwist dat is afgesproken dat zij de dagvaarding voor 11 november 2015 gereed zou hebben, terwijl van een dergelijke afspraak, met klager of met de rechtbank, ook niet blijkt uit het proces-verbaal, noch uit andere stukken. De raad kan derhalve niet vaststellen dat de door klager gestelde afspraak is gemaakt. De stelling van klager, dat verweerster in dit verband contact zou hebben opgenomen met haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar leidt, wat daar ook van zij, niet tot een ander oordeel. In zijn algemeenheid volgt uit een melding bij een verzekeraar nog geen erkenning van aansprakelijkheid. Omdat de feitelijke grondslag van de klacht, en met verweerster gemaakte afspraak –  ontbreekt, is klachtonderdeel 3 ongegrond.

Ad klachtonderdelen 4, 5 en 7

5.4    De klachtonderdelen 4, 5 en 7 hangen met elkaar samen en lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Klager stelt dat verweerster aan het deurwaarderskantoor heeft medegedeeld dat klager verweersters declaraties niet zou betalen. Verweerster heeft betwist dat zij dit heeft gezegd. In een dergelijk geval, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klager minder geloof verdient dan het woord van verweerster maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is ter zake dit klachtonderdelen niet het geval. Klachtonderdeel 4 is dan ook ongegrond.

5.5    Klager heeft voorts geklaagd dat verweerster de opdracht om over te gaan tot spoedige tenuitvoerlegging niet heeft uitgevoerd en dat zij de executie van het vonnis heeft stop gezet zonder klager daarover te informeren. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerster, nadat op 29 maart 2017 vonnis was gewezen, veelvuldig contact heeft gehad en heeft gecorrespondeerd met de advocaat van de wederpartij en met klager. Verweerster heeft, kennelijk met het belang van klager voor ogen, gehandeld door te trachten de wederpartij zonder tussenkomst van de deurwaarder tot nakoming van het vonnis te bewegen. Nadat verweerster de wederpartij op 18 april 2017 vergeefs tot betaling had gesommeerd, heeft zij op 1 mei 2017 de deurwaarder ingeschakeld. Uit de e-mails van 13 en 19 juni 2017 blijkt dat verweerster klager op de hoogte heeft gehouden van de contacten met de advocaat van klagers wederpartijen over het tot stand brengen van een minnelijke regeling. Dat klager die e-mails niet heeft ontvangen of bij de inhoud daarvan niet was betrokken, zoals hij stelt, acht de raad niet aannemelijk, omdat de inhoud daarvan dermate specifiek is, dat deze logischerwijs niet zonder  voorafgaand overleg met klager tot stand zijn gekomen.  Verweerster mocht klager er onder die omstandigheden mee akkoord vertrouwen dat de verdere tenuitvoerlegging van het vonnis nog even zou worden opgeschort in afwachting van de uitkomst van de onderhandelingen en klager heeft hiertegen ook niet geprotesteerd. Van talmen of van een aanpak van de zaak die tegen klagers wil was, is kortom niet gebleken. De raad is van oordeel dat verweerster van haar hier besproken handelwijze geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De klachtonderdelen 4, 5 en 7 zijn ongegrond.

Ad klachtonderdeel 6

5.6    Als niet dan wel onvoldoende weersproken staat vast dat het afwikkelingstarief, in de vorm van een percentage van het geïnde bedrag, dat de vaste deurwaarder van verweerster hanteerde, hoger was dan het gemiddelde door deurwaarderskantoren gehanteerde afwikkelingstarief. Ofschoon begrijpelijk is dat een advocaat er in het algemeen de voorkeur aan geeft om samen te werken met zijn vaste deurwaarder, is de raad van oordeel dat verweerster in klagers zaak, waarin een aanzienlijk bedrag moest worden geïnd en leidend tot aanzienlijke, niet gemaximeerde, afwikkelingskosten, te lichtvaardig, althans zonder enig nader onderzoek naar de mate van marktconformiteit van het door haar vaste deurwaarder gehanteerde afwikkelingstarief, in zee is gegaan met haar vaste deurwaarder. Voorts heeft verweerster nagelaten om voorafgaand aan het verstrekken van de opdracht aan de deurwaarder klager duidelijk te informeren over de gevolgen van het verstrekken van die opdracht, waaronder de verschuldigde (relatief hoge) afwikkelingskosten. Daarbij had van verweerster mogen worden verwacht, om ieder misverstand hierover te voorkomen, dat zij deze informatie schriftelijk naar klager toe had vastgelegd. Verweerster is daarin tekortgeschoten, wat haar tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. Klachtonderdeel 6 is gegrond.

Ad klachtonderdeel 8

5.7    Klager heeft gesteld dat het deurwaarderskantoor haar werkzaamheden niet correct heeft uitgevoerd, omdat is verzuimd om de beslagen op de woningen over te betekenen aan de echtgenoten aan wie de woningen waarop beslag was gelegd voor de helft in eigendom toebehoorden. Deze fout moet, aldus nog steeds klager, worden toegerekend aan verweerster, die erop had moeten toezien dat het deurwaarderskantoor haar werkzaamheden correct uitvoerde. Een tekortschieten van verweerster met betrekking tot dit punt kan naar het oordeel van de raad echter niet worden aangenomen, omdat betekening aan de echtgenoten niet berust op enige wettelijk voorschrift, en klager in dat verband ook niet op enig voorschrift heeft gewezen. Naar het oordeel van de raad is dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel 9

5.8    De raad stelt vast dat op de door verweerster verzonden declaraties geen kantoornaam, geen btw-nummer en geen KvK-nummer is vermeld, waarmee basale en essentiële gegevens, die in het normale handelsverkeer op facturen plegen te worden vermeld, ontbreken. De advocaat is gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden (gedragsregel 23 (oud). Verweerster heeft gehandeld in strijd met deze verplichting. Nu heeft klager facturen ontvangen waarop niets vermeld stond. Op de facturen was geen enkele naam vermeld. Verweerster heeft ook geen juiste (wel volledige) facturen aan klager willen sturen. De raad is van oordeel dat klachtonderdeel 9 gegrond is.

 

6    MAATREGEL

6.1    In de aard en ernst van de grond bevonden tuchtrechtelijke verwijten enerzijds en het ontbreken van een tuchtrechtelijk verleden aan de zijde van verweerster anderzijds, ziet de raad aanleiding om aan verweerster de maatregel van berisping op te leggen.

 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht deels gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50 aan hem vergoeden.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal  de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a)    € 50 reiskosten  van klager,

b)    € 750  kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c)    € 500 kosten van de Staat.

7.3    Verweerster moet het bedrag van € 50 reiskosten binnen vier weken  nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden betalen aan klager. Klager geeft tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.4    Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klachtonderdelen 1, 2, 6 en 9 gegrond;

-    verklaart de klachtonderdelen 3, 4, 5, 7 en 8 ongegrond;

-    legt aan verweerster de maatregel van berisping op;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,-- aan klager;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten  van € 50 aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,-- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

 

Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. K.F. Leenhouts en P.Th. Mantel,  leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber-van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2020.

 

Griffier                                                                           Voorzitter