Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-11-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2020:101
Zaaknummer
19-688/DB/LI
Inhoudsindicatie
Het staat een advocaat vrij om na bestudering van de stukken zijn cliënt te adviseren om van juridische stappen af te zien, indien hij hiertoe geen goede mogelijkheden ziet. Niet gebleken dat een advocaat-relatie tussen de mede-ouder en de advocaat tot stand is gekomen.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 26 november 2020
in de zaak 19-688/DB/LI
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline van 30 oktober 2020 op de klacht van:
klagers
over:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Op 29 april 2019 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 3 oktober 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerkK19-048 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 30 oktober 2019 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht voor zover ingediend door klaagster kennelijk ongegrond verklaard en voor zover ingediend door klager kennelijk niet-ontvankelijk. Deze beslissing is op 31 oktober 2019 verzonden aan partijen.
1.4 Op 26 november 2019 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 26 november 2019 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld tijdens een videozitting van de raad van 5 oktober 2020 . Daarbij zijn klaagster en verweerder gehoord.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift .
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
De beslissing van de voorzitter moet worden herzien om de volgende redenen:
1. De voorzitter heeft klager sub 2 ten onrechte niet ontvankelijk verklaard. De communicatie werd weliswaar door klaagster sub 1 gevoerd maar klagers gingen de zaak als beide ouders aan. Dit was bekend bij verweerder.
2. De voorzitter heeft onder de weergave van de feiten niet alle relevante feiten en gevoerde correspondentie correct en volledig weergegeven.
3. De voorzitter heeft ten onrechte geoordeeld dat niet is gebleken dat het advies van verweerder ondeugdelijk was en dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door in zijn advies de vraag te beantwoorden of terecht een onderzoek was gestart.
3 klacht
3.1 Voor de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 Klagers hebben in verzet drie verzetsgronden aangevoerd.
Ad onderdeel 1)
De raad volgt klagers niet in hun stelling dat de voorzitter klager ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat, hoewel de communicatie via klaagster verliep, klagers de zaak als beide ouders zijn aangegaan. De voorzitter heeft op juiste gronden overwogen dat niet is gebleken dat tussen klager en verweerder een advocaat-cliënt relatie tot stand is gekomen. Dat klager sub 2 als ouder nauw bij de zaak betrokken was, betekent niet dat hij door verweerder als cliënt diende te worden aangemerkt.
Ad onderdeel 2)
De tweede verzetsgrond heeft betrekking op de weergave door de voorzitter van de relevante feiten. De voorzitter heeft in zijn beslissing weergegeven van welke feiten bij de beoordeling van de klacht is uitgegaan. Dit betreft een zakelijke weergave van de feiten die de voorzitter voor de beoordeling van de klacht relevant achtte. Niet gebleken is dat de voorzitter van onjuiste feiten is uitgegaan dan wel dat hij relevante feiten niet in zijn besluitvorming heeft meegenomen. Dat de voorzitter de door hem vermelde 23 mails niet volledig heeft opgenomen onder de feiten in zijn beslissing betekent niet dat hij deze niet heeft meegewogen in zijn oordeel.
Ad onderdeel 3)
De derde verzetsgrond heeft betrekking op de inhoud van het advies van verweerder. Het staat een advocaat vrij om na bestudering van de stukken zijn cliënt te adviseren van verdere juridische stappen af te zien, indien hij daartoe geen goede mogelijkheden ziet. Indien klaagster zich niet kon verenigen met het door verweerder gegeven advies, lag het op haar weg zich tot een andere advocaat te wenden, die wel mogelijkheden zag om met succes juridische stappen voor haar te ondernemen. Zelfs indien blijkt dat klaagster nadien in sommige (klacht)zaken in het gelijk is gesteld, betekent dit niet dat het advies van verweerder ondeugdelijk was in dier voege dat hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt.
4.3 De raad is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de door klagers aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond dan wel kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.A.M. de Bruijn , voorzitter, mrs. W.A.A.J. Fick-Nolet en L.J.G. de Haas, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 november 2020 .
Griffier Voorzitter