Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-08-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2020:185

Zaaknummer

19-667

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 31 augustus 2020

in de zaak 19-667/AL/OV

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 6 januari 2020 op de klacht van:

1.    klager

2.    klaagster

tezamen ook: klagers

over

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 5 december 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 26 september 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 51/19/ van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 6 januari 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op 6 januari 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 30 januari 2020 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 23 juli 2020. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager aan de raad van 7 juli 2020 en de e-mail van verweerder aan de raad van 8 juli 2020.

 

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

2.2    Anders dan de voorzitter heeft overwogen kunnen en mogen derden, zoals in dit geval klagers, zich wel degelijk beroepen op de inhoud van verordeningen, gedragsregels en zeker op een open norm als de betamelijkheid en daarmee het geschil inhoudelijk laten toetsen door de tuchtrechter.

2.3    Het is hoogst onbetamelijk dat verweerder heeft meegewerkt, of zelfs de architect is van een juridisch opzetje, waarvan hij wist of moest begrijpen dat de ex-echtgenote niet wist of onvoldoende doordrongen was van de betekenis van het kennelijk door haar ondertekende geschrift.

2.4    Tegen de klachtomschrijving komen klagers in verzet niet op. Wel komen klagers op tegen de door de voorzitter vastgestelde feiten. Anders dan in de voorzittersbeslissing staat, zijn niet alleen twee vennootschappen van de heer M schuldenaar, maar ook de heer M in privé. Voor het overige lijkt de weergave van de feiten volgens klagers een vorm van cherry picking die het handelen van verweerder zou moeten en mogen rechtvaardigen en blijkt uit de feiten niet dat de ex-echtgenote opdrachtgever is van verweerder.

 

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter en naar hetgeen hierna in 4.2 is overwogen.

 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    Wat betreft de feitenvaststelling door de voorzitter overweegt de raad dat niet alle naar voren gebrachte feiten volledig behoeven te worden vastgesteld. Het gaat om een zakelijke weergave van de voor de beslissing meest relevante feiten. Die heeft de voorzitter in haar beslissing vastgesteld. Dat de door de voorzitter vastgestelde feiten onjuist zijn, is niet gebleken. Anders dan klagers hebben aangevoerd staat in 1.2 van de beslissing van de voorzitter wel degelijk dat naast de twee vennootschappen de heer M in persoon als hoofdelijk aansprakelijk schuldenaar is aangewezen in de notariële akte van 4 november 2013.

4.3    De raad is verder van oordeel dat de door klagers aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.

4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. M. Tijseling en M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2020.

 

Griffier                                          Voorzitter