Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-11-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2020:98
Zaaknummer
20-573/DB/OB
Inhoudsindicatie
Advocaat van de wederpartij heeft de belangen van haar cliënte behartigd. Niet gebleken dat advocaat van de wederpartij de rechter opzettelijk onjuiste informatie heeft verschaft.
Inhoudsindicatie
Dat nadien gebleken is dat de door een medewerkster van de Raad voor de Kinderbescherming aan de advocaat verschafte informatie over de mogelijkheid van het faciliteren van skypecontact op het Nederlands Consulaat te Turkije onjuist bleek valt de advocaat niet te verwijten.
Inhoudsindicatie
Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 10 november 2020
in de zaak 20-573/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 28 juli 2020 met kenmerk 48/19/145K, door de raad ontvangen op 28 juli 2020, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager was verwikkeld in een civielrechtelijke procedure betreffende gezag, hoofdverblijf en contact- en informatieregeling ten aanzien van de minderjarige D. Verweerster trad in deze procedure op als advocaat van de wederpartij van klager.
1.2 Verweerster heeft bij brief van 22 mei 2019 aan de rechtbank verzocht om vastlegging van een contactregeling tussen D en de cliënte van verweerster. Verweerster schreef onder meer het volgende : “(……) Nu het Nederlandse consulaat in Turkije te kennen heeft gegeven dat ze omgangsmomenten kunnen faciliteren, verzoek moeder dat het Nederlandse Consulaat te I. de Skypecontacten tussen moeder en D zal gaan faciliteren, in die zin dat vader verplicht wordt om eenmaal per maand (voor de 10e van de maand) met D bij het consulaat te verschijnen zodat moeder en D voor de duur van (ten minste) een half uur Skypecontact kunnen hebben (…..).
1.3 De rechtbank heeft bij tussenbeschikking van 25 september 2019 in aanvulling op de bij tussenbeschikking van 7 februari 2019 vastgestelde contact- en informatieregeling een voorlopige contactregeling vastgesteld. Ingevolge voormelde beschikking was klager verplicht om éénmaal per maand (voor de 10e van de maand) met D bij het Nederlands consulaat te I. (Turkije) te verschijnen zodat de cliënte van verweerster en D voor de duur van (ten minste) een half uur een Skypecontact konden hebben, onder oplegging van dwangsommen tot een maximum van € 12.500,00.
1.4 Klager heeft op 1 november 2019 een klacht bij de Raad voor de Kinderbescherming ingediend over een medewerkster van de raad en op 4 november 2019 bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.
a) Verweerster heeft de rechter opzettelijk van onjuiste niet bestaande feiten betreffende het faciliteren van Skypevoorzieningen door het Nederlandse consulaat te I. voorzien om daarmee de beslissing van de rechter te beïnvloeden;
b) Verweerster zou namens haar cliënt de boete kunnen opeisen, terwijl skypecontact via het Nederlandse consulaat helemaal niet mogelijk is;
c) Verweerster heeft klager nodeloos op kosten gejaagd, omdat hij hoger beroep tegen de tussenbeschikking van de rechtbank heeft moeten instellen
d) Verweerster heeft ten onrechte ter zitting van 15 januari 2019 tegen de rechter verklaard dat haar kantoor voorzorgsmaatregelen heeft moeten nemen vanwege bedreigingen van de (familie van) klager. Klager heeft niet bedreigd, maar is bedreigd;
e) Verweerster weigert in te gaan op het voorstel van klager om het Skypecontact te laten plaatsvinden op de locatie van de kinderpsycholoog.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van de advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.
4.2 Uit de aan de raad overgelegde (proces)stukken volgt dat verweerster steeds de belangen van haar cliënte heeft behartigd en in de civielrechtelijke procedure tussen partijen het standpunt van haar cliënte heeft verwoord. Klager kan zich klaarblijkelijk niet verenigen met de door verweerster namens haar cliënte gekozen aanpak van de zaak en de door verweerster namens haar cliënte verwoorde standpunten, maar dat betekent niet dat verweerster de rechter opzettelijk met onjuiste informatie heeft misleid. Voor zover klager zich niet kan verenigen met de door verweerster namens haar cliënte ingenomen standpunten ligt het op zijn weg zich daartegen in rechte te verweren.
4.3 De voorzitter heeft de door klager overgelegde stukken inzake (straf)rechtelijke procedures tegen derden, niet betrokken bij de beoordeling van de klachten, omdat deze processtukken geen betrekking hebben op de zaak tussen de cliënte van verweerster en klager en verweerster hierbij geen betrokkenheid heeft gehad.
Ad onderdeel a)
4.4 Verweerster heeft zich door een medewerkster van de Raad voor de Kinderbescherming laten informeren over de skypemogelijkheden door het Nederlandse consulaat in Turkije. Dat na de uitspraak van de beschikking van 25 september 2019 de door de medewerkster van de Raad voor de Kinderbescherming aan verweerster verstrekte informatie niet bleek te kloppen valt verweerster tuchtrechtelijk niet aan te rekenen. Niet is gebleken dat zij op voorhand van de onjuistheid van deze verstrekte informatie op de hoogte was.
Ad onderdelen b en c)
4.5 De voorzitter zal de klachtonderdelen b en c gelet op de onderlinge samenhang gelijktijdig beoordelen. Het stond verweerster vrij om zich met een verzoek tot het vaststellen van een contactregeling tot de rechter te wenden. De rechtbank heeft vervolgens bij beschikking van 25 september 2019 een regeling ten aanzien van skypecontact tussen de cliënte van verweerster en D zoals verzocht vastgesteld en klager verplicht hieraan mee te werken. Dat klager aanleiding heeft gezien hiertegen hoger beroep in te stellen valt verweerster tuchtrechtelijk niet te verwijten. Verweerster heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het haar cliënte ging om het skypecontact op zich en niet zozeer waar dit zou plaatsvinden. Niet gebleken is dat verweerster door opzettelijke leugens een onmogelijke contactregeling heeft laten vaststellen met als doel het innen van dwangsommen. Uit de aan de raad overgelegde stukken volgt dat verweerster zich steeds heeft ingezet voor het belang van haar cliënte, wat was gelegen in skype contact met D en niet in het innen van dwangsommen. De dwangsommen zijn ook, toen bleek dat skypecontact via het Nederlandse consulaat niet mogelijk bleek, niet aangezegd. Naar het oordeel van de voorzitter valt niet in te zien welk verwijt verweerster ter zake valt te maken.
Ad onderdeel d)
4.6 Het stond verweerster vrij om tijdens de zitting van 15 januari 2019 de standpunten van haar cliënte te verwoorden. De opvattingen van klager en verweerster over de juistheid van de mededelingen tijdens de zitting van 15 januari 2019 staan lijnrecht tegenover elkaar. Het debat hierover hoort in de civielrechtelijke procedure thuis. Dit zou slechts anders zijn als verweerster tijdens de zitting van 15 januari 2019 bewust onjuiste stellingen had ingenomen, waarvan zij wist althans behoorde te weten dat deze onjuist waren. Hiervan is uit de aan de raad overgelegde stukken niet gebleken. Ter zake valt verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.
Ad onderdeel e)
4.7 Verweerster heeft in haar verweer naar voren gebracht dat niet direct is ingegaan op het voorstel van klager om het skypecontact te laten plaatsvinden bij de kinderpsycholoog, omdat haar cliënte eerst meer onderzoek naar de mogelijkheden van skypecontact bij een onafhankelijke derde wenselijk achtte. Het stond verweerster vrij om in overleg met haar cliënte de aanpak van de zaak te bepalen en niet in te gaan op het voorstel van klager. Hiervan valt verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.
4.8 Op grond van al het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
De klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond
Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen , [plaatsvervangend] voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken op 10 november 2020.
Griffier Voorzitter