Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-11-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2020:244
Zaaknummer
20-737/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 2 november 2020
in de zaak 20-737/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 24 september 2020 met kenmerk 1060161/EJH/SH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager verblijft in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Vught. Op enig moment heeft klager contact opgenomen met verweerder. Verweerder kent klager nog vanuit zijn vroegere praktijk. Verweerder heeft klager (op vrijwillige basis) bijgestaan in een raadkamer gevangenhouding en klager daaraan voorafgaand bezocht in Vught en de raadkamer met klager voorbereid. Verweerder heeft de zaak vervolgens overgedragen aan mr. K.
1.2 Bij twee brieven, ontvangen op 1 januari 2020, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder, zo begrijpt de voorzitter, het volgende.
a) Verweerder was niet bereikbaar voor klager en heeft niks voor klager gedaan.
b) Klager is door de secretaresse van verweerder onbeschoft bejegend.
c) Verweerder heeft klager een dag voor de zitting telefonisch meegedeeld dat hij ziek was en dat hij een andere advocaat had geregeld aan wie hij het dossier van klager had overgedragen. Klager kent deze advocaat niet en wil niet door die advocaat worden bijgestaan.
d) Verweerder heeft “geld van de Raad voor Rechtsbijstand gepakt zonder daarvoor te werken”.
e) Verweerder moet dingen voor klager regelen waaronder de huisbaas van klager bellen, maar verweerder is onbereikbaar.
f) Andere advocaten die klager heeft benaderd willen niet voor klager optreden omdat verweerder “het volledige budget heeft opgebruikt zonder daarvoor te werken”.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
Klachtonderdeel a)
4.2 Klager verwijt verweerder allereerst dat hij nooit bereikbaar was voor klager. Verweerder heeft aangevoerd dat klager meerdere keren per dag belde en dat hij klager wanneer hij kon altijd professioneel en met het nodige geduld te woord heeft gestaan. Er is één dag geweest waarop klager meerdere keren heeft gebeld toen verweerder in het ziekenhuis was. Verweerder had aan klager gemeld dat hij die dag niet bereikbaar zou zijn. Toen verweerder klager daarna sprak had klager daar weer alle begrip voor, aldus verweerder. Hiertegenover heeft klager zijn klacht niet onderbouwd. Klachtonderdeel a), voor zover dat ziet op de bereikbaarheid van verweerder, is dan ook kennelijk ongegrond.
4.3 In klachtonderdeel a) klaagt klager er ook over dat verweerder niets voor klager heeft gedaan. Ook dat verwijt is kennelijk ongegrond. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat hij klager heeft bijgestaan tijdens een raadkamer gevangenhouding en dat hij klager daaraan voorafgaand heeft bezocht in Vught om de zitting met klager voor te bespreken.
Klachtonderdeel b)
4.4 In klachtonderdeel b) verwijt klager verweerder dat hij door een secretaresse van het kantoor van verweerder onbeschoft is bejegend. Daargelaten de vraag of verweerder daarvoor tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden, heeft klager dit klachtonderdeel niet feitelijk onderbouwd. Klachtonderdeel b) is eveneens kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c)
4.5 Klager verwijt verweerder in dit klachtonderdeel dat hij een dag voor de zitting aan klager heeft doorgegeven dat hij ziek was en dat hij de zaak van klager had overgedragen aan een andere advocaat, mr. K. Klager kent deze advocaat niet en wil niet door deze advocaat worden bijgestaan.
4.6 Verweerder heeft aangevoerd dat klager contact met hem had opgenomen omdat klager zonder advocaat zat. Verweerder heeft klager van meet af aan meegedeeld dat hij de inhoudelijke behandeling van klagers zaak niet kon doen wegens eerder geplande zittingen in andere zaken. Verweerder heeft voor klager naar een oplossing gezocht en hem in de tussentijd op vrijwillige basis bijgestaan in een raadkamer gevangenhouding, totdat er een nieuwe advocaat bereid was om de zaak en de toevoeging over te nemen van de vorige advocaat. In goed overleg met klager is de zaak daarna overgenomen door mr. K.
4.7 Tegenover het verweer van verweerder heeft klager zijn klacht niet onderbouwd. Ook klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdelen d) en f)
4.8 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.9 In deze klachtonderdelen verwijt klager verweerder dat hij “geld van de Raad voor Rechtsbijstand heeft gepakt zonder daarvoor te werken” en dat andere advocaten die klager heeft benaderd niet voor klager willen optreden omdat verweerder het volledige budget heeft opgebruikt. Verweerder heeft echter onbetwist gesteld dat hij klager op vrijwillige basis en niet op toevoegingsbasis heeft bijgestaan, zodat deze klachtonderdelen kennelijk ongegrond zijn.
Klachtonderdeel e)
4.10 Klager verwijt verweerder in klachtonderdeel e) dat hij dingen voor klager moet regelen, waaronder het bellen van de huisbaas van klager, maar dat verweerder niet bereikbaar is. Klager heeft dit klachtonderdeel niet onderbouwd. Klachtonderdeel e) is ook kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 november 2020.
Griffier Voorzitter
Verzonden op 3 november 2020
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.