Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-11-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2020:256
Zaaknummer
20-746/A/NH
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij van klaagster deels kennelijk niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van een eigen belang van klager en deels kennelijk ongegrond. Met haar verzoek aan de gemeente om de (geheime) persoonsgegevens van klaagster op te geven heeft verweerster gehandeld conform het Procesreglement, en in het (gerechtvaardigde) belang van haar cliënt. Hiermee heeft verweerster geen enkele (gedrags-)regel geschonden.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 16 november 2020
in de zaak 20-746/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 2 oktober 2020 met kenmerk td/re/19-193/918454, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 39.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is de vader van klaagster.
1.2 Klaagster en haar ex-partner (hierna: de man) hebben drie kinderen.
1.3 De man heeft zich tot verweerster gewend met het verzoek hem bij te staan bij het verkrijgen van een informatieregeling over de kinderen. Op 29 april 2019 heeft verweerster de gemeente Amsterdam (hierna: de gemeente) gevraagd om de persoonsgegevens van klaagster. Bij brief van 7 mei 2019 heeft de gemeente verweerster onder meer geschreven:
“[Klaagster] heeft om geheimhouding gevraagd van zijn/haar persoonsgegevens. Daarom kunnen wij u de gevraagde gegevens nu niet geven.
(…)
U geeft aan dat u de gegevens nodig hebt voor een gerechtelijke procedure. Daarom vragen wij [klaagster] om ons de redenen te geven voor de geheimhouding van zijn/haar gegevens. Hiervoor heeft hij/zij vier weken de tijd. Geeft [klaagster] binnen vier weken een gegronde reden voor de geheimhouding van zijn/haar gegevens, dan geven wij die niet aan u door. Reageert hij/zij niet of zijn de redenen onvoldoende? Dan ontvangt hij/zij een brief waarin staat dat wij de gegevens wel aan u doorgeven.”
1.4 Bij brief van eveneens 7 mei 2019 heeft de gemeente klaagster op de hoogte gesteld van het verzoek van verweerster en haar gevraagd om een reactie. Van de zijde van klaagster is aan de gemeente meegedeeld dat klaagster niet wil dat haar gegevens worden verstrekt aan verweerster, en waarom. De gemeente heeft de gegevens niet aan verweerster verstrekt.
1.5 Op 5 juni 2019 heeft klager mede namens klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerster dat zij een verzoek heeft ingediend bij de gemeente tot het verstrekken van de persoonsgegevens van klaagster, terwijl die gegevens geheim zijn. Daardoor heeft verweerster de veiligheid van klaagster, haar kinderen en de rest van de familie in gevaar gebracht.
2.2 Klagers hebben, kort gezegd, aan hun klacht ten grondslag gelegd dat verweerster op de hoogte is van de parallelle strafzaak en dus bekend is met de noodzaak van de geheimhouding van het adres van klaagster. Het is ongepast voor een advocaat om de gemeente die geheimhouding op te laten heffen, zeker in een precaire zaak als deze, aldus klagers.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Het in de Advocatenwet vastgelegde recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt alleen toe aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Nu de klacht ziet op de opvragen van de persoonsgegevens van klaagster, heeft klager geen eigen belang bij de klacht. De klacht, voor zover ingediend door klager, is kennelijk niet-ontvankelijk.
4.2 Ten aanzien van de klacht van klaagster overweegt de voorzitter het volgende. Verweerster heeft toegelicht dat voor het opstarten van een procedure met betrekking tot een informatieregeling de man over bepaalde informatie en stukken dient te beschikken. Verweerster heeft hierbij verwezen naar het Procesreglement Gezag en Omgang.
Het moet onder andere duidelijk zijn in welke gemeente klaagster ingeschreven staat in verband met de vraag welke rechtbank bevoegd is het verzoek in behandeling te nemen. Ook dient de man BPR-uittreksels van de belanghebbenden aan de rechtbank te overleggen. Als een belanghebbende een geheim adres heeft, stuurt de gemeente volgens vast protocol een bericht dat de persoon in kwestie ingeschreven staat in haar gemeente, maar dat de adresgegevens niet mogen worden overgelegd. Op die manier kan de man voldoen aan het vereiste dat de bevoegde rechtbank duidelijk moet zijn. Eind maart, begin april 2019 heeft de familie van klaagster de man in kort geding gedagvaard en een straat- en contactverbod gevorderd. Uit de stukken van die procedure bleek dat klaagster waarschijnlijk in de gemeente Amsterdam woonachtig is. Nu dit aannemelijk was, kon de man zijn wens oppakken om de rechter te verzoeken een informatieregeling vast te stellen. Hij heeft verweerster dan ook verzocht de benodigde uittreksels op te vragen. Het protocol van de gemeente bij geheime adressen kennende, wist verweerster dat het adres van klaagster bij het opvragen van een uittreksel niet zou worden prijsgegeven. Wel zou verweerster een brief ontvangen waarin zou staan dat klaagster woonachtig is in Amsterdam. Met die brief voldoet de man aan de wettelijke eis voor het verzoekschrift. Er heeft dan ook geen enkel moment het risico bestaan dat door het formele verzoek aan de gemeente de geheimhouding van de gegevens zou kunnen worden opgeheven, aldus verweerster.
4.3 Op grond van artikel 2.2 van het Procesreglement Gezag en Omgang vermeldt het verzoekschrift de voornamen, naam en woonplaats, met de volledige adresgegevens van de verzoeker en van alle belanghebbende, en de gewone verblijfplaats van de minderjarige(n). Aan de vermelding van de voornaam en naam van de verzoeker, van de ouder(s) van de minderjarige(n) wordt van ieder het BSN toegevoegd. Bij de indiening van het verzoekschrift moeten BRP-uittreksels van verzoeker en belanghebbenden worden overgelegd.
4.4 Met haar verzoek aan de gemeente om de persoonsgegevens van klaagster op te geven heeft verweerster dan ook gehandeld conform het Procesreglement, en in het (gerechtvaardigde) belang van haar cliënt. Hiermee heeft verweerster geen enkele (gedrags-)regel geschonden. De klacht, voor zover ingediend door klaagster, is dan ook kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klacht, voor zover ingediend door klager, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk;
- de klacht, voor zover ingediend door klaagster, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 november 2020.
Griffier Voorzitter
Verzonden op 16 november 2020
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.