Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-11-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2020:261
Zaaknummer
20-166/A/A
Zaaknummer
20-167/A/A/D
Inhoudsindicatie
Klacht van sectorhoofd recherche en dekenbezwaar over (onder meer) de wijze waarop verweerder zich tijdens een politieverhoor als advocaat van een verdachte heeft gedragen. De klacht van het sectorhoofd is niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van een voldoende rechtstreeks belang. Het dekenbezwaar is gedeeltelijk gegrond. Verweerder heeft het behoorlijk verloop en de voortgang van een politieverhoor verstoord zonder dat hij daarbij een redelijk belang van zijn cliënt diende op een wijze waarbij de grenzen van het toelaatbare en betamelijk zijn overschreden. Dat valt hem tuchtrechtelijk te verwijten. Het is van belang dat de verschillende spelers in het straf(proces)recht op een professionele manier met elkaar kunnen omgaan en de wijze waarop verweerder zich tijdens het verhoor heeft opgesteld draagt daaraan niet bij. Waarschuwing + kostenveroordeling.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 16 november 2020
in de zaken 20-166/A/A en 20-167/A/A/D
naar aanleiding van de klacht van:
klager
en het bezwaar van:
deken
over:
verweerder
gemachtigde: mr. P.H.L.M. Souren
advocaat te Amsterdam
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 In april 2017 heeft klager bij de voorganger van de huidige deken (hierna ook: de deken) een signaal afgegeven over verweerder. Bij brief van 5 oktober 2017 aan de deken heeft klager de deken meegedeeld het signaal als een formele tuchtklacht te zien en zijn klacht aangevuld.
1.2 Bij brief aan de raad van 4 maart 2020 met kenmerk 4017-0691-85053 en 1088582, door de raad ontvangen op 5 maart 2020, heeft de deken de klacht en zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht. De klacht en het bezwaar zijn gevoegd behandeld ter zitting van de raad van 5 oktober 2020 in aanwezigheid van klager, vergezeld door drie verbalisanten, de deken, en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde. De zitting heeft gedeeltelijk achter gesloten deuren plaatsgevonden. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.2 genoemde brief van de deken met de bijlagen 1 tot en met 36. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mails met bijlagen van verweerder aan de raad van 18 mei 2020, de e-mail namens klager van 11 september 2020, de e-mail van mr. Souren van 1 oktober 2020 en de e-mail van de deken van 1 oktober 2020. Ter zitting heeft de raad, achter gesloten deuren, kennisgenomen van de bandopname van het in deze zaak aan de orde zijnde politieverhoor van 6 april 2017.
1.4 Verweerder heeft de raad op de zitting gevraagd de zaak aan te houden teneinde hem de gelegenheid te geven te reageren op de pleitnota van de deken. De raad ziet hiervoor geen aanleiding. Verweerder heeft op de zitting uitgebreid de gelegenheid gekregen en genomen op de pleitnota van de deken te reageren en bovendien verklaard dat hij reeds bekend was met het in die pleitnota genoemde artikel “De rechtspositie van de raadsman tijdens het politieverhoor”.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het bezwaar gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager is werkzaam als sectorhoofd dienst regionale recherche - eenheid Zeeland-West-Brabant.
2.3 Op 6 april 2017 is verweerder als één van de twee advocaten aanwezig geweest bij het politieverhoor van mr. X., destijds advocaat en tevens verdachte. Van dat verhoor is, op 10 april 2017, proces-verbaal opgemaakt op basis van de auditieve opname van het verhoor (hierna: het proces-verbaal van verhoor). Op 10 april 2017 is ook een proces-verbaal van bevindingen van het verhoor opgemaakt (hierna: het proces verbaal van bevindingen). Daarin staat, voor zover van belang:
“Tijdens het verhoor bleek dat [verweerder] zich niet kon conformeren aan de richtlijnen van 2017 van de raadsman bij het verhoor. [Verweerder] legde uit dat hij zich ging houden aan de richtlijn van 2013 nummer 48 en vond dat hij actief deel moest nemen aan het verhoor. Verder waren er een aantal ongebruikelijke acties van [verweerder] tijdens het verhoor:
- [verweerder] wilde dat wij ons als verhoorders legitimeerden met onze politielegitimatiepas voorafgaand aan het verhoor;
- [verweerder] wilde graag meeschrijven met het verhoor en schoof hiervoor de verdachte opzij zodat hij voldoende ruimte had aan de tafel;
- [verweerder] heeft het verhoor moedwillig verstoord. Hij gaf antwoorden op vragen die voor de verdachte bestemd waren, stelde onnodige verduidelijkingsvragen aan verbalisanten, moedigde verdachte aan als hij geen antwoord gaf op de vraag, las hardop voor wat hij opschreef en wees verdachte meerdere malen op het feit dat hij zijn mond moest houden;
- [verweerder] heeft op bevelende toon tegen verdachte gezegd dat hij moest gaan zitten en zijn mond moest houden
Tijdens dit alles zagen wij dat verdachte [mr. X] grotendeels in een gebogen houding zat met zijn hoofd in zijn handen. Wij zagen dat verdachte [mr. X] diverse keren met zijn hoofd zat te schudden. Wij dachten dat [mr. X] zich erg ongemakkelijk voelde in deze situatie.”
2.4 In een aanvulling op het proces-verbaal van verhoor en het proces-verbaal van bevindingen (hierna: het rapport) staat onder meer het volgende:
“Door de manier waarop [verweerder] zich opstelde in het verhoor voelden wij:
- dat het opzettelijk onmogelijk werd gemaakt om een professioneel verdachte verhoor te houden
- ons hierdoor geschoffeerd en niet serieus genomen als professionals door [verweerder]
- dat de regie compleet bij [verweerder] lag en duidelijk was dat hij deze (…) regie ook wilde vasthouden
- dat er na diverse pogingen geen mogelijkheid was om in goed overleg met [verweerder] een voor beide partijen werkbare situatie te creëren
- ons uitgeput in de manieren van proberen contact te maken met [verweerder]: rustig uitleg gaven of een dwingende uitleg bracht geen verschil, het was onmogelijk om [verweerder] te negeren, zelf een ‘lul toch niet’ bracht geen verandering in het gedrag van [verweerder]
- dat [verweerder] op zeer onbeschofte wijze met zijn cliënt omging
- dat [verweerder] enkel met de bedoeling om het verhoor te frustreren plaats heeft genomen in de verhoorkamer
Nadat het verhoor door ons was terug beluisterd en uitgewerkt is het nogmaals beluisterd, waarbij er een telling werd gehouden. Dit leverde de volgende gegevens op:
- het daadwerkelijke verhoor heeft 22 minuten geduurd ( van 14.05 uur tot 14.47 uur met daarin begrepen een time-out op verzoek van [verweerder] van 14.20 uur tot 14.40 uur)
- punten van onderbreking DOOR [verweerder] in een vorm van onderbreking van verbalisanten, aanmoediging / herinnering aan zwijgrecht richting verdachte: 25x
- momenten van extra waarschuwing over procedure, correctie door verbalisanten AAN [verweerder]: 10x”
2.5 De transcriptie van het verhoor van 6 april 2017 luidt als volgt:
“[X] = verdachte [mr. X]:
[Y] = advocaat [mr. Y]
D = [verweerder]
V = verbalisant [P]
V = verbalisant [J]
V: Even kijken, het is inmiddels vijf over twee
Aanvang verhoor. Nou, u bent….[mr. X]
D: Even, even, even, ik hecht er altijd waarde aan
V: Dat zou mijn volgende vraag zijn, er is nog een advocaat bij aangeschoven bij het gesprek en dat is [mr. Y, de andere advocaat van mr. X, raad] ……en dit is [verweerder] (…)
D: De orde vindt dit allemaal goed…
V: mag ik het nummer hebben
D: Ik vind het een wanstaltig ding U mag ook niet kijken eigenlijk meteen
V: En uw kantoor zit in Amsterdam
D: Ja
D: Wilt u zich ook legitimeren?
V: Nee, dat ligt boven.
D: Ja maar is dit het officiële dingetje
V: Zonder zo’n pas kom je hier niet binnen
[X]: daar ben je een stuk jonger dan nu is ’t niet?
V: Ja
D: Ik heb het nummer opgeschreven
[X]: afgevallen ben, zou me graag een keer willen wegen
D: Wilt u gewoon even gaan zitten; ik ben aan het werk ja. Dank u.
D: Wilt u nog wat weten van ZWP om het zomaar maar even te zeggen? Ja.
V: Ja? Mooi, dan kunnen we verder gaan.
Dus u hoeft geen antwoord te geven op de vragen die wij stellen en daarnaast heeft u ook verschoningsrecht. Nou, we zitten hier dus voor de volgens mij inmiddels 5e keer. Even wachten hoor. We wilden het vandaag gaan hebben over (…) en die kant wilden we eigenlijk het een en ander gaan vragen.
En meestal beginnen we dan met de vraag hoe het eigenlijk met u is.
D: Dat is niet interessant.
V: En dan wil ik wel aan de raadsman vragen om zich aan de regels te houden die dan voor het verhoor gelden dus alleen bij door ons ongeoorloofde druk, als een vraag onduidelijk is en anders u dan niet te bemoeien met het verhoor.
D: Ik heb vanochtend een e-mail gestuurd aan de rechter-commissaris en aan twee officieren….ik sla maar een keer die namen op dus die heb ik nu niet…..daar heb ik aangegeven dat ik bij bijstand verhoor raadsman enzovoorts mij hou aan strafvordering en aan de richtlijn 2013 ik dacht uit mijn hoofd nummer 48 namelijk het daadwerkelijk deelnemen aan het verhoor. Daar bedoel ik mijn werk mee.
V: En hoe ziet u het verhoor dan voor u? Hoe het dan in zijn werking gaat dadelijk.
D: Nou, zo zo’n beetje.
V: Dus wij stellen een vraag en u geeft antwoord.
D: Nee.
V: Ja, want als u continu ertussen gaat zitten ….
Nou dan vlakken we het heel erg af
en misschien is dat uw bedoeling ook wel….
Neeee
dan hou ik er nu alvast mee op want dan heeft het helemaal geen nut.
D: Nou dan zijn we toch snel klaar.
V: Nee, maar is dat uw bedoeling? Dat wil ik dan wel graag weten.
D: Mevrouw, u bent verbalisant.
V: Ja, dat klopt.
D: En ik vind het een schattige vraag aan een verdachte die door de rechtbank wordt vastgehouden door uw baas waaronder u het doet in de beperkingen wordt gezet en dan de bijna cynische vraag stelt “Hoe gaat het met u?”. Nou, dus laat ik zeggen, praatje pot, persoonlijk geleuter, sla het over, begin over auto’s, begin over (…). Snapt u?
V: Ja, maar daar gaat u niet over. Nee, en ik snap het ook niet want we vragen altijd aan iemand hoe het met iemand gaat.
D: En ik zeg praatje pot laat maar zitten. “Zur Sache” zeggen de Duitsers.
V: Ja, dat kan.
V: We hebben toch wel, volgens mij zijn er nieuwe richtlijnen waarin we wel afspraken waarin afgesproken is de dingen die nou net gezegd worden. Bij ongeoorloofde druk of als u denkt dat …
D: Waarvan ik u zeg strafvordering per een drie dat ik mijn werkzaamheden ook baseer op de richtlijnen van de Europese Unie nummer 2013 nummer 48.
V: Maar goed, u gaat zeggen dat u dat gaat bepalen.
D: Zo is dat
V: Ja, en een gedeelte houden wij daarin de regie dus wij stellen de vragen die wij zelf graag willen en dan is het aan [mr. X] of hij daarop wil antwoorden.
D: Even om geen misverstanden daarover te laten bestaan, ik heb het al in de gang geroepen, mijn advies aan mijnheer is om geen enkele vraag te beantwoorden
V: Ja
D: ….en dit is ook de laatste keer dat mijnheer verhoord wenst te worden want die stapt niet meer in een busje.
V: Weet u, er zijn een aantal zaken en vragen die wij gaan stellen en [mr. X], daar mag u per vraag zelf bedenken wat u daarmee wilt en of er wel of niet een volgend verhoor komt waarbij u aanwezig bent. Dat is op het moment dat de officier wenst dat u voor verhoor wordt opgehaald dan zal hij dat gelasten en volgens mij is dat geen prettig iets want gelasten dan moet u komen en als u zegt ik stap er niet in dan wordt dat gewoon een heel naar iets.
D: Dat is het verkeerde antwoord mevrouw. Dat is weliswaar een bevel
V: Maar dan zijn we toch met u in gesprek en niet met [mr. X].
D: Nee maar, u geeft mijn heer een verkeerd advies
V: Nee
D: Want de officier kan dat wel bevelen maar daar kan je dan een bezwaarschrift tegen indienen. Dat zeg ik even tegen hem.
V: Nou prima, als u die communicatie met uw cliënt wil voeren dan vind ik dat prima maar wij gaan nu de communicatie met [mr. X] en niet meer met u voeren.
D: Zur sache.
V: Ja, daarom willen wij wel heel graag weten hoe het met u gaat [mr. X].
[X]: Slecht
V: Ja, vertel eens
[X]: Nou ja, daar hoef ik verder niets over te zeggen.
D: Zo is het
V: Heeft u daar verder over te zeggen of wenst u daar gewoon het zwijgrecht te gebruiken?
[X]: Ja, geen commentaar verder.
V: Oke, en uw gezondheid verder. Vorige keer heeft u iets gezegd over dat u pilletjes had gekregen voor de bloeddruk. Is dat nog steeds nodig?
[X]: Ja, ik
D: Mijn advies geldt nog steeds
V: Wilt u alstublieft niet inbreken want dat is de afspraak.
[X]: Geen commentaar. Geen commentaar.
V: Dit wordt een heel ander verhoor al denk ik als dat we tot nu toe hebben gehad.
V: Is dit wat u wenst [mr. X]?
[X]: Ja, dat wel.
V: Want?
[X]: Ja, nee, geen commentaar.
D: Zo.
V: Toen wij u daarstraks spraken zei u “Ik ben nerveus”. Waar kwam die nervositeit vandaan?
[X]: Geen commentaar.
V: Toch begreep ik van u daarstraks dat u wel een aantal dingen graag wilde verhelderen.
D: Mag u dit misschien even uitleg. Heeft u mijnheer gesproken zonder dat zijn raadsheer erbij was?
V: Ja, net op de gang.
D: Heeft u daar een verslagje van?
V: Nog niet.
D: Oh, dat wil ik wel graag even hebben.
V: Ja, dat snap ik.
D: Ik schrijf het even op.
V: Maar ik denk dat mijnheer dat ook net aan u heeft verteld.
D: Ik zou het niet weten. Ik weet niet wat er besproken is. Verslagje gesprek op de gang….
V: Mijnheer, kunt u ook schrijven zonder daarbij te praten?
D: …zonder raadslieden…
V: U verstoort elke keer het verhoor en ik meen echt serieus dat als het de bedoeling is om het verhoor te frustreren, dat u dan vooral zo door moet gaan maar dan stoppen wij ook gewoon het verhoor en als dat uw bedoeling is, als dat uw opstelling is in deze maak dat dan alstublieft van tevoren duidelijk anders zitten we onze tijd te verdoen, uw tijd te verdoen, de tijd van [mr. X] en ook vooral de tijd van [mr. Y].
V: Ik denk dat inderdaad precies is …je kan nog beter …op een nette manier dan op deze manier...dan kunt u beter zeggen
D: Mevrouw, een ding, dat is een waardering netjes….ik heb geen onvertogen woord gezegd, ik hoor u zeggen dat u gaat stoppen met het verhoor.
V: Nee, dat hebben wij niet gezegd.
D: Oooooh, sorry
V: Ik vraag wat uw bedoeling is. Wat is uw bedoeling?
D: Als ik eerlijk mag zijn, dan ga ik het liefst terug naar Amsterdam en dan ga ik biljarten of golfen of zoiets.
V: Ja
D: Alles anders dan hier in (…) of waar dan ook in den lande in zo’n kamertje..
V: Maar is het … Zou u zich aan de regels kunnen houden die gelden voor de raadsman tijdens een verhoor en ik ga dan verder niet met u in discussie wat die regels dan zijn. Mijn regels zijn nu in deze verhoorkamer en die gelden voor elke advocaat , u mag zich met het verhoor bemoeien als de druk te hoog wordt voor uw cliënt, als de vraag niet duidelijk is en anders houdt u zich er gewoon buiten.
En u mag een keer een time-out aanvragen.
En mijn vraag is: kunt u dat? Zo ja, dan gaan we verder, kunt u dat niet, geef dat dan alstublieft aan
D: Ik beroep mij ook op de richtlijn 2013
V: Zoals ik al zeg daarover ga ik niet met u in discussie maar kunt u zich aan de regels houden die ik net vraag. Kunt u dat?
D: Mevrouw,.
V: Het is een hele simpele vraag, ja of nee
D: Maar u stelt de helft van de vraag want ik zeg u net dat ik mij aan de regels van strafvordering hou, dat is wat u bedoelt, en het besluit dat daarover gaat, ik zeg er alleen bij maar ik baseer mij ook op de richtlijn 2013 uit mijn hoofd 48 van het Europese parlement.
V: Nou, ik vind het echt fantastisch
D: wat u ervan vindt
V: Oke, we sluiten hier de discussie, dan ik hoor u vanaf niet meer anders doen we meteen de eerste waarschuwing en mmmmm
V: en dan gaan we overleggen met de officier.
V: ja, en dan gaan we overleggen met de officier.
V: Ja. En dan gaan we overleggen met de officier. En dat is misschien wel de hele bedoeling, de hele opzet van deze dag vandaag. Prima. En als [mr. X] het daar zelf mee eens is ook prima, even goede vrienden, maakt verder niet uit. Maar dan gaan we niet meer allemaal onze tijd lopen verdoen, want we zitten hier nu al bijna twee uur.
V: Ik heb u de vorige keer wat dingen beloofd nog.
R: Oh ja wat?
V: Ja. Ik had beloofd dat ik een foto zou opzoeken (…) waar u de vorige keer niks van begreep. Die heb ik niet gevonden. Simpelweg denk ik omdat daar dan geen foto van gemaakt is. En ik heb u een foto beloofd van de zoon van [de medeverdachte van mr. X, raad] (…), want dat kon u niet geloven.
V: Ik zal even de koffie opzij zetten anders valt ie om.
[X]: Als je een keer tegen die jongen blaast dan valt ie om.
V: Ja maar kijk. Hij staat hier wel op de poster.
[X]: Ach dat is toch flauwekul.
V: Ja maar die poster hebben wij niet gemaakt natuurlijk.
D: Komt dat erbij in het dossier, even praktisch?
V: Wilt U zich alstublieft er buiten houden, want U stelt elke keer een vraag die totaal onnodig is.
V: Dit heeft helemaal geen nut.
V: Totaal onnodig.
D: Maar u houdt meneer wat voor? Ik heb geen flauw idee waar dit over gaat(…)
V: Alles wat wij voorhouden komt als bijlage in het dossier.
D: Nee dat is te laat.
[X]: Luister…
V: Nee natuurlijk niet. Lul toch niet. Kom nou.
D: Ik vraag dan één keer een time-out.
V: Is die nu al?
D: Ja
V: Oké.
D: Want ik heb het nu al gehad.
V: Oh?
D: Niet alleen van u hoor.
Veel door elkaar heen gepraat
[X]: Wat moet ik daar dan mee? Ik kan niet…..
D: Kom hier! Ik heb het helemaal gehad.
V: Volgens mij zou het best prettig zijn om menselijk met elkaar om te gaan en niet alsof u tegen een hond zegt kom hier.
D: Dat maak ik helemaal zelf uit. Ik heb mijn kinderen ook zo opgevoed.
V: Ik geef even aan naar u dat ik dat graag anders zou zien.
V: Ga maar even zitten. Vraag maar aan [mr. Y dat kan wel even duren voordat ze u komen halen.
D: Ga zitten.
V: Goedendag verhoorkamer 10 de advocaat wil graag een time-out.
D: Trouwens, één is niet eens het aantal….maar laat maar zitten.
V: Ga maar even zitten want dat duurt echt even. Dat meen ik serieus.
[X]: Oh?
D: Ik heb net anderhalf uur in de auto gezeten.
Stilte en wat klinkt als gerommel met paperclips in een bakje
V: Uiteindelijk bepaalt u zelf of u wel of niet wilt vertellen [mr. X]. U hoeft zich ook niet de mond te laten snoeren. Volgens mij weet ik dat dondersgoed zelf dus. En er is een mogelijkheid dat als u dat zelf wenst en aangeeft dan kunnen we het verhoor ook doen zonder advocaat.
D: Dit is een time-out toch?
V: Maar u bent nog niet apart met uw cliënt dus we zitten nog in de verhoorkamer.
D: Nee maar de time-out is al wel gaan lopen.
V: Nee dat is niet zo.
D: Ik denk daar anders over.
V: Die time-out gaat lopen wanneer u de kamer uit bent.
D: Oh? Waar staat dat?
V: [mr. X] als u op enig moment wenst om wel met ons te spreken zonder uw advocaat dan is daar altijd de mogelijkheid. Als u dat duidelijk aangeeft…
Verdachte en zijn advocaten worden opgehaald. Het geluid van fluitende vogels en auto’s die voorbij rijden.
V: Ik ga even kijken hoor, we zitten in de verhoorkamer dus dan loopt de band nog, want ze zitten nu ondertussen ook alweer twintig minuten in overleg. We hebben al bijna anderhalf uur geleden de AVR aangezegd omdat ze even in overleg zouden gaan. Vervolgens heeft zich …alles afgespeeld. Umh, even kijken, wet- en regelgeving hebt ik…..
Ik moet even zien wat ik heb want ik heb daarstraks ook zitten zoeken. Oh hier, de werkinstructie volgens mij daar heb ik het dacht ik bij staan….er is zoveel….even kijken …..ik ben even aan het zoeken hoor, ik ben even (iemand loopt door de kamer en spreekt via wat klinkt als portofoon) ja, dat klopt maar hij is …maar op het moment dat we hem daarop aanspreken (geluid van fluitende vogels en iemand die loopt, er komen weer mensen binnen, gestommel met stoelen)
V: even zien, dit loopt nog.
D: Time-out bestaat toch alleen bij volleyballen?
V: Oké. 14.40 uur het verhoor gaat weer verder. U bent nog steeds niet tot antwoorden verplicht en u heeft verschoningsrecht. Ik heb u eerder al medegedeeld waarvan u verdacht wordt (…). U heeft net een time-out gehad met uw raadsmannen. Het is op deze manier gaan wij het verhoor niet verder doen. Ik weet niet of u het net heeft gehad over hoe u verder wilt met het verhoor? Dus dat hoor ik nu graag,
D: U mag geen vragen stellen over het gesprek wat een advocaat met zijn cliënt heeft gehad.
V: Nou dan vraag ik het aan u. En dan vraag ik aan u: hoe wilt u verder gaan met het verhoor? Bent u van mening veranderd over uw bijdrage in het verhoor of niet?
D: Och daar hebben we het helemaal niet over gehad.
V: Nee?
D: Nee.
V: Oké. U heeft al een waarschuwing gehad.
D: Ik blijf gewoon bij mijn standpunt.
V: Oké.
D: Ik beroep mij op strafvordering en die richtlijnen, zover waren we toch wel.
V: Wij hebben overleg gehad met de officier van justitie ook over uw houding nu tijdens het verhoor. Uw storende houding, dat hebben we u net ook al meerdere malen aangegeven dat het ons stoort en dat u het verhoor verstoort en wat de regels zijn. Dus wij gaan het verhoor niet verder met u erbij. Wij willen wel aan [mr. X] en [mr. Y] voorleggen dat wij wel het verhoor willen voortzetten met [mr. Y] erbij als raadsman. Uw cliënt is dan niet geschaad in zijn rechten, er zit nog steeds een raadsman bij.
V: Is dit wat u wilt?
[X]: Ik weet niet.
V: En uiteindelijk beslist [mr. X] zelf hoe hij verder wilt.
[X]: Ik beslis toch echt. Dat ik het heel goed begrijp. Ik mag eigenlijk niks zeggen. Ik, ik….
D: Meneer gaat nu terug naar de PI.
[X]: Ik ga terug naar de PI.
V: U mag dat zelf beslissen
[X]: ik ga terug naar de PI
V: maar u wordt nu monddood gemaakt.
[X]: Nee ik ga nu terug naar de….nee mevrouw, dat is echt heel kwalijk ik zit door u in beperkingen en anders is het niet.
D: Zo is het. Meneer wil terug naar de PI. Einde verhoor.
[X]: Wat dat aangaat is de politie. Dat heb ik ……
V: Nou ja we hebben een aantal vragen voor u.
[X]: Ja, maar stuurt u me dan eerst naar huis zodat is ze goed voorbereid kan beantwoorden.
V: Er zijn een aantal zaken en dat lukt niet natuurlijk.
[X]: Nou, doe er dan je best voor.
D: Het verhoor is ten einde dus er worden geen vragen meer gesteld.
V: Nee het verhoor is nog niet ten einde, maar u gaat wel de verhoorkamer uit.
D: Meneer gaat terug naar de PI.
[X]: Sommigen dingen begrijp ik nog wel. Maar ik wil graag naar huis gaan….en dan wacht ik af…
V: Daar kunnen wij niet voor zorgen, maar…
[X]: Dan doet u maar uw best. Dan moet u heel erg uw best doen. Dan moet je zorgen dat je achter de waarheid komt heel snel.
V: Ja dat klopt.
D: Wat zeg ik nou.
Mensen praten door elkaar – slecht te volgen.
V: Maar u weet ook dat wij alleen achter de waarheid kunnen komen als….U moet even hier blijven.
D: Daarom blijf ik ook even staan dat hij er niet door kan.
V: U weet dat wij alleen maar achter bepaalde dingen kunnen komen als u……
V: (roept door intercom) Goedemiddag, wij zijn klaar in verhoorkamer 10 met verhoor. [mr. X] die kan eventueel terug en de raadsman kan weer terug naar de receptie.
D: Je hoeft het niet uit te leggen. Het is……
[X]: …….wel heel erg dom.
V: Maar U weet ook dat ik u net….
[X]: Niet tegen me praten mevrouw, echt niet.
V: Waarom?
[X]: U bent heel vals bezig. Kap er nou mee. Ik wil terug naar mijn cel.
V: Waarom vindt u mij vals? Ik wil….
[X]: Nou houd je mond dicht! Ik wil niet meer met je praten godverdomme! Ik ben net als de vorige keer toen werd ik ook kwaad.
D: [Mr. X] ga zitten.
[X]: Jullie zijn een stelletje louche idioten die mij niet eens ooit hadden mogen arresteren. Dan moet je je werk goed doen.
D: [Mr. X], je beroept je op je….
[X]: Klootzakken!
D: … zwijgrecht.
[X]: Oké, Ik zeg niks meer.
D[bedoeld zal zijn V, raad]: Maar wij willen dan graag dingen weten.
[X]: Neehee! Zoek zelf!
D: [Mr. X] je hoeft niks te zeggen. Ga er nou niet op in.
[X]: Je had het kunnen weten. Zo veel schade hebben jullie berokkend
D [bedoeld zal zijn V, raad]: Maar sommige dingen weten we niet en sommige dingen moeten we zoeken. [Verweerder] wilt u zich er niet mee bemoeien.
D: Je hoeft dat toch niet uit te leggen.
[X]: Ze doen het alleen maar… ..
D: Laat die mevrouw babbelen.
[X]: Ik wil inderdaad nooit meer gehoord te worden. Ik ga overal tegen in. Ik wil echt alleen nog…..
V: Wij willen niks liever dan de waarheid uitzoeken.
[X]: Dat geloof ik niet. Zorg dat ik thuis kom.
D: Oh god.
[X]: Ik geloof er niks van.
V: Wij zouden graag de waarheid willen maar…..
D: [Mr. X] wil je nu gewoon je mond houden en niet meer reageren op wat mevrouw zegt, want het verhoor is ten einde. Einde verhaal.
V: Het verhoor is nog niet ten einde. Het verhoor is ten einde als de deur opengaat en iedereen de verhoorkamer uit gaat.
V: U bent niet meer gewenst bij het verhoor [verweerder].
D: Dat maak ik zelf wel uit.
V: Nou dat heeft de officier uitgemaakt, dus daar heeft u niets… …
D: Die maakt dat ook niet uit.
[X]: Nou die officieren zijn zo dom daar heb ik geen vertrouwen in hoor.
V: Nee waarom niet dan?
D: [Mr. X] laat je standpunt toch zitten.
V: Dan zou het helemaal goed moeten komen met uw zaak toch?
[X]: ….dom….
D: [Mr. X], ga geen dingen uitleggen.
V: Ja hoor, wij zijn klaar.
?: Wij nemen [mr. X] mee.
D: Moet hij eerst?
V: Ja
Veel gestommel – straatgeluiden”
2.6 Bij brief van 19 april 2017 heeft klager verweerder onder meer geschreven:
“Op donderdag 6 april 2017 bent u op het politiebureau (…) als raadsman aanwezig geweest bij een verhoor van de verdachte [mr. X].
De verhorende ambtenaren hebben aan mij gerapporteerd dat u zich tijdens dat verhoor ernstig heeft misdragen. (…)
U heeft tijdens het verhoor herhaaldelijk laten blijken dat u zich niet wenst te conformeren aan de regels voor de inrichting van en de orde tijdens het politieverhoor waaraan de raadsman deelneemt, welke zijn vastgelegd in het Besluit inrichting en orde politieverhoor van 26 januari 2017.
U heeft hierover aangegeven dat u zich beroept op Richtlijn 2013/48/EU (…) waaruit zou blijken dat u als raadsman actief mag deelnemen aan het verhoor.
Uit de processen-verbaal blijkt dat u het verhoor heeft verstoord door onder andere het feit dat u steeds antwoord gaf op vragen die voor de verdachte waren bestemd, u steeds onnodige verduidelijkingsvragen stelde, hardop voorlas als u iets opschreef en neerbuigend in de richting van uw cliënt en de verhorende verbalisanten sprak. Gedurende het verhoor heeft u in totaal 25 keer het verhoor ongewenst onderbroken. Ondanks dat de verhorende verbalisanten u in totaal 10 keer een waarschuwing hebben gegeven heeft dit uw gedrag niet doen veranderen. De verhorende verbalisanten hebben gedurende het gehele verhoor het gevoel gehad dat het hen opzettelijk onmogelijk werd gemaakt om met verdachte op professionele wijze in verhoor te gaan en de regie op het verhoor te houden. Zij voelden zich hiervoor geschoffeerd en niet serieus genomen. De verbalisanten zagen geen andere mogelijkheid dan het verhoor te beëindigen.
Ik kan na het lezen van de processen-verbaal en het beluisteren van de opname niet anders concluderen dan dat u, zonder enige gerechtvaardigde aanleiding hiertoe, het gehele verhoor opzettelijk heeft tegengewerkt.
Uit uw gedrag kan ik niet anders afleiden dan dat ieder toekomstig contact met mijn personeel op een escalerende, disrespectvolle en disruptieve manier zal verlopen. Ik acht daarom het nemen van een onmiddellijke maatregel op zijn plaats.
Uit zorg voor mijn personeel, uit het oogpunt van professionaliteit die van u als raadsman mocht worden verwacht, alsmede in het kader van een ordentelijke bedrijfsvoering van opsporingsonderzoeken, ontzeg ik u per direct de toegang tot de gebouwen en ruimten die in gebruik zijn bij de Dienst Regionale Recherche van de eenheid Zeeland-West-Brabant.
De maatregel gaat in vanaf datum van dagtekening van deze brief en geldt voorlopig voor de duur van zes maanden.”
2.7 Bij e-mail van 30 juni 2017 heeft de zaaksofficier van justitie verweerder en mr. S, die tevens optreedt als gemachtigde van verweerder in de onderhavige tuchtrechtelijke procedure, het volgende bericht:
“Uw cliënt gaf vanmiddag op zitting voor de derde keer aan dat hij nog amper gehoord is over de (…)feiten waarvan hij verdacht wordt.
Ik heb dan ook het politieteam verzocht komende week contact op te nemen met uw cliënt teneinde een afspraak te maken voor een verhoor.”
2.8 Bij e-mail van 12 juli 2017 heeft verweerder met cc aan mr. S de zaaksofficier van justitie meegedeeld dat verweerder voornemens is om op 19 juli 2017 te verschijnen op het politiebureau teneinde bij het alsdan geplande verhoor van verdachte mr. X aanwezig te zijn.
2.9 Bij brief van 5 oktober 2017 heeft klager verweerder onder meer meegedeeld dat de bij brief van 19 april 2017 aan verweerder opgelegde ontzegging met zes maanden wordt verlengd.
2.10 Op de zitting van de raad heeft de gemachtigde van verweerder meegedeeld dat verweerder en mr. X oud-kantoorgenoten zijn.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
a) Verweerder heeft zich als raadsman tijdens het verhoor van mr. X op 6 april 2017 niet aan de voor een dergelijk verhoor geldende regels gehouden, met zijn optreden slechts willen bereiken dat een inhoudelijk verhoor van mr. X zeer ernstig werd bemoeilijkt en heeft het verhoor verstoord, waardoor inhoudelijke vragen nauwelijks aan de orde zijn geweest. Het gedrag van verweerder bestond uit de volgende elementen:
- verweerder heeft tijdens het verhoor herhaaldelijk laten blijken dat hij zich niet wenst te conformeren aan de regels zoals die zijn vastgelegd in het Besluit inrichting en orde politieverhoor van 26 januari 2017 (hierna ook: het Besluit);
- verweerder heeft hierover aangegeven dat hij zich beroept op Richtlijn 2013/48/EU (hierna ook: de Richtlijn), waaruit zou blijken dat hij als raadsman actief mag deelnemen aan het verhoor;
- verweerder heeft het verhoor verstoord door onder andere het feit dat hij steeds antwoord gaf op vragen die voor de verdachte bestemd waren, hij steeds onnodige verduidelijkingsvragen stelde, hardop voorlas als hij iets opschreef en neerbuigend in de richting van zijn cliënt en de verhorende verbalisanten sprak;
- gedurende het verhoor heeft verweerder in totaal 25 keer het verhoor ongewenst onderbroken. Ondanks dat de verhorende verbalisanten hem in totaal 10 keer een waarschuwing hebben gegeven heeft dit verweerders gedrag niet doen veranderen;
- de verhorende verbalisanten hebben gedurende het gehele verhoor het gevoel gehad dat het hen opzettelijk onmogelijk werd gemaakt om met mr. X op professionele wijze in verhoor te gaan en de regie op het verhoor te houden. Zij voelden zich hierdoor geschoffeerd en niet serieus genomen. De verbalisanten zagen geen andere mogelijkheid dan het verhoor te beëindigen.
b) Verweerder heeft – in weerwil van het feit dat hem de toegang was ontzegd – aangekondigd dat hij tezamen met mr. S op 19 juli 2017 een verhoor van mr. X zou bijwonen. Hiermee heeft hij zich provocerend opgesteld en de politie onnodig veel werk bezorgd.
c) Verweerder is op 19 juli 2017 ook daadwerkelijk verschenen op het terrein van het politiebureau. Nadat mr. S aan het politiepersoneel had gevraagd of verweerder de toegang zou worden ontzegd en deze vraag bevestigend is beantwoord is verweerder in de auto blijven zitten. Ook hiermee heeft verweerder zich provocerend opgesteld en de politie onnodig veel werk bezorgd.
4 BEZWAAR
4.1 De bezwaaronderdelen zijn gelijk aan de klachtonderdelen.
5 VERWEER
5.1 Verweerder heeft tegen de klacht en het bezwaar verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
6 BEOORDELING
De klacht - ontvankelijkheid
6.1 De raad zal eerst onderzoeken of klager voldoende eigen en rechtstreeks belang heeft bij zijn klacht. Uitgangspunt is dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat niet aan een ieder toekomt, maar slechts aan degene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken, die op grond van artikel 46f Advocatenwet de bevoegdheid heeft tegen een advocaat gerezen bezwaren ter kennis van de raad te brengen.
6.2 De raad overweegt als volgt. Klachtonderdeel a) ziet op de wijze waarop verweerder zich tijdens het politieverhoor op 6 april 2017 heeft opgesteld. De verbalisanten die het verhoor hebben uitgevoerd en van wie het verhoren van verdachten een kerntaak is, zijn degenen die door het optreden van verweerder tijdens dit verhoor rechtstreeks in hun belang kunnen zijn getroffen. Het persoonlijk karakter van het tuchtrecht brengt mee dat alleen degene die onheus is bejegend daarover kan klagen. Klager heeft aangevoerd dat hij als sectorhoofd eindverantwoordelijk is voor alle aspecten van personeelszorg en de klacht uit dien hoofde heeft ingediend. Hij wenst zijn personeelsleden te behoeden voor normafwijkend gedrag. Hoewel de raad begrip heeft voor het doel dat klager met zijn klacht beoogt en de collegiale overwegingen van klager hem sieren, gaat het hier om een afgeleid belang dat klager zich heeft aangetrokken. Klachtonderdeel a) is daarom niet-ontvankelijk; klager is niet rechtstreeks in zijn eigen belang getroffen. Het belang van een goede rechtspleging, dat klager ook met zijn klacht beoogt, komt aan de orde bij het dekenbezwaar.
6.3 Ook klachtonderdelen b) en c) zijn niet-ontvankelijk. Voor zover met die klachtonderdelen een belang van de politie als organisatie in het algemeen in het geding is, is het niet klager als sectorhoofd, maar de korpschef die daarover kan klagen. Op grond van artikel 27 lid 2 Politiewet is het immers de korpschef die de politie in en buiten rechte vertegenwoordigt.
6.4 De overige (ontvankelijkheids)verweren behoeven gelet op het voorgaande geen bespreking.
Het bezwaar – ontvankelijkheid
6.5 Verweerder heeft (ook) ten aanzien van het dekenbezwaar primair een aantal bevoegdheids- en ontvankelijkheidsverweren gevoerd. Verweerder heeft allereerst aangevoerd dat de deken geen onderzoek heeft gedaan naar de door verweerder aangegeven feiten en omstandigheden en dat alsnog onderzoek dient plaatst te vinden. De raad verwerpt dit verweer, nu het dekenonderzoek voldoende basis biedt voor de behandeling van het bezwaar. De punten waarop volgens verweerder nader onderzoek moet worden gedaan acht de raad niet van belang voor de tuchtrechtelijke beoordeling in het kader van de onderhavige procedure. Voorts heeft verweerder aangevoerd dat hij als advocaat van een verdachte geheimhouder (mr. X) civiele en straf-immuniteit toekomt voor zijn werkzaamheden in het verhoor van 6 april 2017, waardoor de raad niet bevoegd is het bezwaar te beoordelen dan wel de deken niet-ontvankelijk is in zijn bezwaar. De raad gaat ook aan dit verweer voorbij. Verweerder is immers als advocaat onderworpen aan het advocatentuchtrecht en op grond daarvan kan de deken bezwaren over hem in zijn hoedanigheid van advocaat indienen, die ter beoordeling aan de raad kunnen worden voorgelegd.
6.6 Verweerder heeft voorts aangevoerd dat de deken, anders dan artikel 46f Advocatenwet bepaalt, niet buiten het geval van een klacht op de hoogte is gebracht van bezwaren tegen een advocaat. De deken is immers van het handelen van verweerder op de hoogte gebracht door klager. Ook dit is echter geen reden om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Bovendien is de klacht in eerste instantie door de voorganger van de deken opgevat als signaal.
6.7 Verweerder heeft verder een beroep gedaan op het ne bis in idem-beginsel. Ingevolge artikel 47b lid 1 Advocatenwet kan niemand andermaal tuchtrechtelijk worden berecht voor een handelen of nalaten waarvoor ten aanzien van hem een onherroepelijk geworden tuchtrechtelijke eindbeslissing is genomen. Niet is in geschil dat ten aanzien van de aan verweerder in het dekenbezwaar verweten gedragingen nog geen onherroepelijk geworden tuchtrechtelijke eindbeslissing is genomen. Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat de door klager genomen ordemaatregelen (van 19 april 2017 en 5 oktober 2017) moeten worden aangemerkt als onherroepelijke eindbeslissingen. De procedure bij de deken is volgens verweerder een herhaling van de procedure van klager en een nieuwe procedure over dezelfde twee ordemaatregelen. Er is dus sprake van een duplicaat van procedures. De vergrijpen zijn voorts hetzelfde en beide procedures en zijn naar hun aard “criminal” of “penal”, zodat volgens jurisprudentie van het EHRM sprake is van ‘double jeopardy’, aldus nog steeds verweerder. Anders dan verweerder aanvoert dient in het tuchtrecht het opleggen van een maatregel echter geen punitief doel, ook al wordt de maatregel veelal als zodanig ervaren, maar het openbare belang van een goede beroepsuitoefening. Aldus is niet voldaan aan één van de door verweerder zelf genoemde voorwaarden.
6.8 Verweerder heeft verder aangevoerd dat de deken het vertrouwensbeginsel heeft geschonden doordat hij vanaf april 2017 tot augustus 2019 niet heeft meegedeeld dat hij een dekenbezwaar over verweerder zou indienen. Ook dit kan niet leiden tot niet-ontvankelijkheid nu er voor de deken geen verplichting bestaat een advocaat voorafgaand aan het indienen van een dekenbezwaar daarvan op de hoogte te brengen. Wel dient de deken de advocaat schriftelijk op de hoogte te brengen van de bezwaren die zijn gerezen en dat heeft de deken in dit geval gedaan door het dekenbezwaar gelijktijdig aan de raad en aan verweerder (en aan klager) toe te sturen. Ook het feit dat het onderzoek naar de klacht lang heeft geduurd, hetgeen op zich natuurlijk onwenselijk is, is geen reden om het dekenbezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. De deken heeft verder een volwaardig onderzoek naar de klacht van klager verricht. Nu het dekenbezwaar gelijkluidend is aan de klacht kon de deken daarmee volstaan.
6.9 Verweerder heeft tot slot aangevoerd dat het bezwaar niet-ontvankelijk is omdat er geen sprake is van een algemeen belang. Met verweerder is de raad van oordeel dat de deken wordt geacht niet ieder mogelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ter kennis van de raad te brengen, maar enkel dient te klagen indien het algemeen belang dat vraagt. Daarvan is in dit geval sprake. De deken heeft het dekenbezwaar immers ingediend omdat hij het in het belang van de (strafrecht)advocatuur in het algemeen acht dat de raad een oordeel formuleert over de problematiek die klager met zijn klacht heeft aangesneden. Zowel vanuit de strafrechtadvocatuur, als het OM en de politie lijkt volgens de deken behoefte te bestaan aan meer duidelijkheid over deze kwestie. Het dekenbezwaar dient dus het algemeen belang.
6.10 De conclusie van het voorgaande is dat de deken ontvankelijk is in zijn bezwaar.
Verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie
6.11 Op de zitting heeft verweerder de raad verzocht prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie te stellen. De raad ziet daarvoor geen aanleiding. Daargelaten dat de raad niet de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht is en dus niet verplicht is tot het stellen van prejudiciële vragen, ligt in de onderhavige procedure niet de vraag voor of de Richtlijn wel of niet volledig is geïmplementeerd. Bovendien heeft verweerder geen concrete link gelegd met de Richtlijn en zijn optreden tijdens het verhoor op 6 april 2017.
6.12 Verweerder heeft de raad op de zitting ook verzocht een aantal getuigen te horen. Ook hiervoor ziet de raad geen aanleiding, nu de raad beschikt over de transcriptie van het verhoor van 6 april 2017 en hij de geluidsopname van het verhoor op de zitting heeft beluisterd. Het horen van getuigen heeft naar het oordeel van de raad geen toegevoegde waarde nu niet is onderbouwd over welke nadere feiten (die niet uit de transcriptie of de geluidsopname blijken) die voor de beslissing van de raad van belang zijn zij kunnen getuigen.
6.13 De raad zal hieronder inhoudelijk op de bezwaaronderdelen ingaan.
Bezwaaronderdeel a)
6.14 De raad stelt voorop dat hij, zoals tussen partijen ook niet in geschil is, het handelen van verweerder uitsluitend aan de tuchtrechtelijke normen zal toetsen. Voorop staat dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. De advocaat mag zich daarbij evenwel niet bedienen van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die – in dit geval: binnen de context van een politieverhoor – zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, leiden tot onevenredige verstoring van het politieverhoor.
6.15 De raad overweegt als volgt. Uit de transcriptie en de - door de raad ter zitting beluisterde - geluidsopname van het verhoor van 6 april 2017 volgt dat verweerder het verhoor meerdere keren heeft onderbroken; hij heeft onder meer antwoord gegeven op vragen die voor mr. X bestemd waren, een aantal (in ieder geval: op dat moment, onnodige) verduidelijkingsvragen gesteld en hardop voorgelezen terwijl hij iets opschreef. De verbalisanten hebben verweerder tijdens het verhoor meerdere keren gevraagd zich aan de regels voor een verhoor, zoals vastgelegd in het Besluit, te houden. Ook hebben zij verweerder meerdere keren gevraagd naar zijn bedoeling met zijn interrupties, maar daarop heeft hij geen concreet antwoord gegeven. Verweerder heeft zich bij dit alles – zo heeft de raad tijdens het beluisteren van de geluidsopname ter zitting kunnen constateren - bediend van een denigrerende toon ten opzichte van de verbalisanten. Zo heeft hij onder meer gezegd “Dat is niet interessant”, “ik vind het een schattige vraag aan een verdachte”, “praatje pot, persoonlijk geleuter, sla het over”, “Als ik eerlijk mag zijn, dan ga ik het liefst terug naar Amsterdam en dan ga ik biljarten of golfen of zoiets” en “laat die mevrouw babbelen”.
6.16 Verweerder heeft door zijn opstelling, waarbij bovenomschreven gedragingen en uitlatingen en de toon waarop verweerder zich heeft geuit in onderling verband en samenhang worden bezien, het behoorlijk verloop en de voortgang van het verhoor onnodig verstoord en ervoor gezorgd dat de verhorende verbalisanten de regie over het verhoor zijn kwijtgeraakt, waardoor zij zich uiteindelijk genoodzaakt zagen het verhoor te beëindigen. De opstelling van verweerder draagt niet bij aan het scheppen van een vruchtbaar klimaat waarin alle betrokkenen hun werk doen. Verweerder heeft aan de raad niet duidelijk kunnen maken welk redelijk belang van zijn cliënt hij hiermee diende. Ook heeft verweerder niet onderbouwd dat en waarom enig door de Richtlijn beschermd belang hem noopte tot zijn (wijze van) optreden noch heeft verweerder geconcretiseerd dat en waarom hij zich op grond van enig door de Richtlijn beschermd belang in deze zaak niet aan het Besluit kon houden. Voor zover dat belang inhield dat mr. X zichzelf niet zou incrimineren had verweerder dat belang ook op een andere, minder belastende wijze kunnen bereiken, namelijk door mr. X zich meteen bij aanvang van het verhoor te laten beroepen op zijn zwijgrecht en dit aan de verbalisanten op neutrale wijze duidelijk te maken. Dan had het verhoor meteen beëindigd kunnen worden en hadden de verhorende verbalisanten (en verweerder) hun tijd nuttiger kunnen besteden. Ook op latere momenten in het verhoor, met name toen de verbalisanten verweerder nadrukkelijk vroegen wat zijn bedoeling met zijn opstelling was, had verweerder dit kenbaar kunnen maken. Dat en waarom het gegeven dat verweerder zowel de belangen van mr. X als verdachte als de belangen van mr. X als geheimhouder diende te bewaken en dat die belangen mogelijkerwijs niet parallel lopen, een redelijk belang opleverde om zich op te stellen zoals hij heeft gedaan heeft verweerder de raad niet duidelijk kunnen maken. Overigens heeft verweerder ter zitting verklaard dat de toon waarop hij zich tijdens het verhoor heeft uitgelaten mede verklaard werd door het feit dat hij tegen zijn zin lang had moeten wachten voordat het verhoor, dat op een vroeger tijdstip was gepland, kon beginnen. Ook dit levert geen redelijk belang als hiervoor bedoeld noch een excuus voor zijn grensoverschrijdend gedrag op.
6.17 Door te handelen zoals verweerder heeft gedaan, zonder dat hij aan de raad kon uitleggen dat hij daarbij een redelijk belang van zijn cliënt diende, heeft verweerder het politieverhoor onnodig op onevenredige wijze verstoord. Nu niet is gebleken dat verweerder met zijn opstelling een redelijk belang van zijn cliënt diende, kan de vraag of de Richtlijn door Nederland al dan niet juist is geïmplementeerd in het Besluit onbeantwoord blijven, nog afgezien van de vraag of de tuchtrechter voor advocaten de juiste instantie is om daarover te oordelen. In dit verband merkt de raad nogmaals op dat verweerder niet heeft onderbouwd of geconcretiseerd welk door de Richtlijn beschermd belang hij met zijn opstelling diende.
6.18 De conclusie van het voorgaande is dat bezwaaronderdeel a) gegrond is.
Bezwaaronderdeel b)
6.19 In bezwaaronderdeel b) verwijt de deken verweerder dat hij de zaaksofficier bij e-mail van 12 juli 2017 heeft meegedeeld voornemens te zijn om op 19 juli 2017 te verschijnen op het politiebureau om bij het verhoor van mr. X aanwezig te zijn.
6.20 Verweerder heeft ter zitting onbetwist aangevoerd dat zowel hij als mr. S van de zaaksofficier het bericht hadden gekregen dat mr. X op 19 juli 2017 zou worden verhoord. Gelet hierop valt het verweerder niet tuchtrechtelijk te verwijten dat hij heeft aangekondigd bij dat verhoor aanwezig te zijn. Bezwaaronderdeel b) is dan ook ongegrond.
Bezwaaronderdeel c)
6.21 De deken verwijt verweerder tot slot dat hij op 19 juli 2017 ook daadwerkelijk is verschenen op het terrein van de politie. Verweerder heeft dit echter gemotiveerd betwist. Volgens verweerder hebben hij en mr. S de avond voor het verhoor via Whatsapp het bericht gekregen dat alleen mr. S bij het verhoor aanwezig mocht zijn. Verweerder is daarom op 19 juli 2017 niet naar het politiebureau afgereisd, aldus verweerder. Hiertegenover heeft de deken dit bezwaaronderdeel niet nader onderbouwd. Bezwaaronderdeel c) is daarom eveneens ongegrond.
7 MAATREGEL
7.1 Verweerder heeft het behoorlijk verloop en de voortgang van een politieverhoor verstoord zonder dat hij daarbij een redelijk belang van zijn cliënt diende op een wijze waarbij de grenzen van het toelaatbare en betamelijk zijn overschreden. Dat valt hem tuchtrechtelijk te verwijten. Het is van belang dat de verschillende spelers in het straf(proces)recht op een professionele manier met elkaar kunnen omgaan en de wijze waarop verweerder zich tijdens het verhoor heeft opgesteld draagt daaraan niet bij. De raad acht in de gegeven omstandigheden het opleggen van een waarschuwing passend en geboden.
8 KOSTENVEROORDELING
8.1 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
8.2 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 8.1 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht niet-ontvankelijk;
- verklaart bezwaaronderdeel a) gegrond;
- verklaart bezwaaronderdelen b) en c) ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 8.2.
Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, voorzitter, mrs. M. Bootsma, G. Kaaij, C. Oberman en H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 november 2020.
Griffier Voorzitter
Verzonden op 16 november 2020
mededelingen van de griffier ter informatie:
Verzending
Deze beslissing is in afschrift gelijktijdig verzonden.