Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-10-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2020:179

Zaaknummer

20-472

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Kwaliteit dienstverlening. Niet gebleken dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld ten aanzien van de behandeling van de zaak en de aan klager gegeven informatie over de hoger beroepstermijn. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 12 oktober 2020

in de zaak 20-472/AL/GLD

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

 

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 23 juni 2020 met kenmerk K 19/13, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 18.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Op 11 maart 2015 heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen klager en een militair voertuig (hierna: het voertuig). Klager heeft daarbij letsel opgelopen.

1.2    Op 31 juli 2017 heeft klager verweerder ingeschakeld om de door hem opgelopen schade op de eigenaar van het voertuig, het ministerie van Defensie (hierna ook: de wederpartij), te verhalen.

1.3    Op 6 augustus 2017 is aan klager een toevoeging voor de kosten van rechtsbijstand verleend.

1.4    Bij brief van 7 augustus 2017 heeft verweerder klager een opdrachtbevestiging gestuurd.

1.5    Verweerder heeft op 9 augustus 2017 de factuur voor de eigen bijdrage naar klager gestuurd. Klager heeft deze factuur op 11 oktober 2017 betaald.

1.6    Op 20 oktober 2017 hebben klager en verweerder elkaar over de zaak gesproken, waarna verweerder een stappenplan heeft opgesteld.

1.7    Op 27 oktober 2017 heeft verweerder klager per e-mail gevraagd om aanvullende informatie aan te leveren. Klager heeft de gevraagde informatie op

3 november 2017 aangeleverd.

1.8    Op 24 november 2017 heeft verweerder een conceptbrief aan klager voorgelegd. Klager is op 27 november 2017 met dit concept akkoord gegaan. Verweerder heeft de brief op 27 november 2017 naar de wederpartij gestuurd.

1.9    Op 1 december 2017 heeft de wederpartij per e-mail op de aansprakelijkheidstelling van 27 november 2017 gereageerd. In deze reactie wordt aansprakelijkheid afgewezen onder verwijzing naar een mutatierapport van de Stichting Processen Verbaal.

1.10    Op 23 januari 2018 heeft verweerder de reactie van de wederpartij naar klager gestuurd.

1.11    Op 5 maart 2018 heeft verweerder per e-mail aan klager een concept verzoekschrift deelgeschilprocedure gestuurd. Klager is met dit concept akkoord gegaan.

1.12    Op 12 maart 2018 heeft verweerder het verzoekschrift deelgeschilprocedure bij de kantonrechter ingediend. De wederpartij heeft een verweerschrift ingediend.

1.13    Op 21 juni 2018 heeft de mondelinge behandeling bij de kantonrechter plaatsgevonden.

1.14    Bij beschikking van 12 juli 2018 is de vordering van klager afgewezen.

1.15    Op 18 november 2018 heeft klager zijn onvrede geuit over het verloop van de procedure en een klacht bij verweerder ingediend.

1.16    Verweerder heeft de klacht van klager doorgeleid naar de klachtenfunctionaris van zijn kantoor. Op 21 december 2018 heeft deze klachtenfunctionaris aan klager bericht dat hij van mening is dat verweerder geen beroepsfouten heeft gemaakt en dat de klacht van klager wordt afgewezen.

1.17    Op 5 februari 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft in een later stadium tijdens de behandeling van de zaak een ander standpunt over de haalbaarheid van de procedure ingenomen;

b)    Verweerder heeft de zaak niet voortvarend genoeg opgepakt waardoor klager tot juni 2018 heeft moeten wachten en daarover vaak contact met verweerder heeft moeten opnemen;

c)    Verweerder heeft het dossier en de essentiële punten niet goed genoeg doorgenomen en is niet serieus met de zaak bezig geweest, waardoor de zaak niet goed is behandeld;

d)    Verweerder heeft geen getuigen gehoord om te achterhalen of de lezing van de klager of de tegenpartij klopt en geen technisch onderzoek uit laten voeren om vast te stellen of klager inderdaad hard geremd zou hebben;

e)    Verweerder heeft klager onjuist geïnformeerd over de hoger beroepstermijn van drie maanden.

2.2    De voorzitter zal hierna, waar nodig, bij de beoordeling op de stellingen en stukken van klager ingaan.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd en betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

3.2    De raad zal hierna, waar nodig, bij de beoordeling op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

4.1    De klacht gaat in alle onderdelen over de kwaliteit van de dienstverlening van de voormalige advocaat van klager.

4.2    De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang. De tuchtrechter houdt daarbij rekening met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor hij bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Die vrijheid en die keuzes zijn niet onbegrensd, maar worden beperkt door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van de opdracht mogen worden gesteld. Deze eisen brengen met zich dat het werk van de advocaat dient te voldoen aan de professionele standaard die binnen de beroepsgroep wordt gehanteerd. De professionele standaard veronderstelt dat de advocaat handelt met de zorgvuldigheid die in de gegeven omstandigheden van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht. Hieruit volgt dat de tuchtrechter zich bij een klacht over de door de advocaat geleverde kwaliteit een eigen oordeel vormt.

Klachtonderdeel a)

4.3    Met klachtonderdeel a) heeft klager gesteld dat verweerder in een later stadium, na betaling van de eigen bijdrage, tijdens de behandeling van zijn zaak een ander standpunt over de haalbaarheid heeft ingenomen.

4.4    De voorzitter kan op grond van de dossierstukken niet vaststellen of verweerder na betaling door klager van de eigen bijdrage een ander standpunt over de haalbaarheid van de zaak van klager heeft ingenomen. Het standpunt van klager is door verweerder betwist. Nu een feitelijke onderbouwing van dit klachtonderdeel ontbreekt en niet kan worden beoordeeld of verweerder enig tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, is klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.5    Met klachtonderdeel b) heeft klager gesteld dat verweerder de zaak volgens hem niet voortvarend genoeg heeft opgepakt waardoor klager tot juni 2018 heeft moeten wachten en klager daarover vaak contact met verweerder heeft moeten opnemen.

4.6    De voorzitter is van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt treft. Uit de dossierstukken blijkt dat verweerder de zaak van klager overwegend met de nodige voortvarendheid heeft behandeld waarbij hij steeds oog heeft gehouden voor de belangen van klager. Verweerder heeft de berichten die hij namens de tegenpartij heeft ontvangen naar klager doorgestuurd. Ook heeft verweerder de conceptbrief en het concept verzoekschrift deelgeschilprocedure opgesteld en aan klager voorgelegd. Van een onredelijk lange tijd tussen het eerste gesprek in augustus 2017 en de indiening van het verzoekschrift deelgeschilprocedure in maart 2018 is niet gebleken. De voorzitter stelt wel vast dat er een lange termijn zit tussen de ontvangst van de brief van defensie van 1 december 2017 en het doorzenden daarvan aan klager, maar dat enkele feit maakt verweerder niet klachtwaardig. Klachtonderdeel b) is dan ook kennelijk ongegrond. 

Klachtonderdeel c)

4.7    Klachtonderdeel c) gaat over de behandeling van de zaak door verweerder. Volgens klager heeft verweerder het dossier en de essentiële punten niet goed doorgenomen en is hij niet serieus met de zaak bezig geweest, waardoor de zaak niet goed is behandeld.

4.8    De voorzitter is op grond van de dossierstukken van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Verweerder heeft het verzoekschrift eerst in concept aan klager voorgelegd en daarna bij de kantonrechter ingediend. Uit de stukken blijkt niet dat klager ten aanzien van het concept verzoekschrift nog opmerkingen heeft gemaakt, zodat verweerder ervan uit mocht gaan dat klager met de inhoud van het verzoekschrift akkoord was. De stukken die klager in dit verband heeft genoemd, maken onderdeel uit van het procesdossier en de tegenstrijdige standpunten van klager en de tegenpartij over de oorzaak van de aanrijding waren bij de kantonrechter bekend. Dat verweerder de zaak van klager niet goed heeft behandeld en niet serieus met de zaak bezig is geweest, is de voorzitter niet gebleken en daar zijn in de dossierstukken ook geen aanknopingspunten voor te vinden. Klachtonderdeel c) is daarom kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel d)

4.9    Met klachtonderdeel d) heeft klager gesteld dat verweerder geen getuigen heeft gehoord om te achterhalen of de lezing van de klager of de tegenpartij klopt en geen technisch onderzoek heeft uit laten voeren om vast te stellen of klager inderdaad hard geremd zou hebben.

4.10    De voorzitter is van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Het procesdossier bevat de door de politie afgenomen getuigenverklaringen die, net zoals de tegenstrijdige standpunten van klager en de tegenpartij, door de kantonrechter bij de beoordeling van het deelgeschil zijn betrokken. Zoals verweerder terecht heeft gesteld, is het niet aan hem om daarnaast zelf nog getuigen te gaan horen of technisch onderzoek te laten verrichten. Klachtonderdeel d) is dan ook kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel e)

4.11    Klachtonderdeel e) gaat over de hoger beroepstermijn waarover verweerder volgens klager onjuiste informatie heeft verstrekt.

4.12    De voorzitter is van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Bij zijn mededeling over de hoger beroepstermijn heeft verweerder zich onder meer gebaseerd op 1019cc lid 3 onder a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Daarin wordt de termijn van drie maanden genoemd. Dat er wellicht ook nog andere voorwaarden zijn waaraan moet worden voldaan om in hoger beroep ontvankelijk te zijn doet aan de mededeling van verweerder niet af, nu klager niet aangeeft welk nadeel hij heeft gehad van de mogelijke onvolledigheid van de informatie van verweerder op dit punt. Klachtonderdeel e) is dan ook kennelijk ongegrond.

Conclusie

4.13    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2020.

 

Griffier                                                       Voorzitter