Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-09-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2020:172

Zaaknummer

20-389

Inhoudsindicatie

Klacht over optreden cassatie advocaat. Verweerder heeft een negatief cassatiepreadvies gegeven en daarbij aangegeven dat zijn advies geen redelijke lichtpuntjes bood voor een mogelijk andere oordeel, zodat cassatie advocaat niet heeft aangeboden om cassatieberoep in te stellen. Cassatie advocaat heeft zich niet verbonden om cassatie in te stellen doch slechts om binnen de cassatietermijn een cassatiepreadvies uit te brengen en dat heeft cassatie advocaat gedaan. Niet is komen vast te staan dat cassatie advocaat bij de uitvoering van zijn opdracht tekort is geschoten. Voorts heeft klager niet aannemelijk gemaakt dat het gegeven cassatiepreadvies niet voldoet aan de kwaliteitseisen die daaraan gesteld mogen worden. Ook anderszins is de voorzitter daarvan niet gebleken. Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 14 september 2020

in de zaak 20-389

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) van 26 mei 2020 met kenmerk 1060198, door de raad ontvangen op 26 mei 2020 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager is zowel door de rechtbank als door het gerechtshof in het ongelijk gesteld in een gerechtelijke procedure tegen de gemeente Emmen. Het arrest van het hof dateert van 26 maart 2019.

1.2    Het kantoor van verweerder biedt op haar website de mogelijkheid van een cassatiepreadvies tegen een tarief van € 400,-, waarbij op basis van de van belang zijnde stukken, zoals de uitspraak van de eerste rechter waartegen beroep was ingesteld, de processtukken waaruit de grieven blijken en de uitspraak van het gerechtshof, een preadvies wordt gegeven.

1.3    Klager overweegt om in cassatie te gaan. Op 11 juni 2019 informeert klager via zijn gemachtigde bij het kantoor van verweerder naar de mogelijkheid van het op de website beschreven cassatiepreadvies, waarna tot het uitbrengen van een dergelijk advies opdracht wordt gegeven. De stukken om tot het cassatiepreadvies te komen bereiken verweerder op 18 juni 2019. Op 19 juni 2019 brengt verweerder een - negatief - cassatiepreadvies uit.

1.4    Op 26 juni 2019 verstrijkt de cassatietermijn in de zaak van klager. Op die dag vraagt klager in een om 15.26 uur verzonden e-mail aan verweerder waarom hij tot een andere conclusie dan klager is gekomen. In de optiek van klager had de gemeente Emmen jegens hem onrechtmatig gehandeld omdat het vooronderzoek die tot dit handelen leidde, onrechtmatig was. Klager biedt verweerder in deze e-mail aan om voor een antwoord op zijn vraag extra te betalen. 

1.5    Bij e-mail van 4 juli 2019 antwoordt verweerder klager dat de beantwoording van de vraag van klager uit zijn e-mail van 26 juni 2019 inderdaad niet in het cassatiepreadvies-tarief besloten ligt en dat hij een voorschotnota zal sturen, die vervolgens wordt betaald. Op 10 september 2019 reageert verweerder op de vraag van klager in een brief van tien pagina’s.

1.6    Bij brief van 15 december 2019, door de deken ontvangen op 2 januari 2020, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder beantwoordt de vraag van klager niet, maar stuurt wel een uitgebreid cassatieadvies waarvoor hij een rekening stuurt, terwijl de cassatietermijn al was verstreken;

b)    verweerder heeft niet geleverd wat is gevraagd en dat doet geen recht aan de door klager gedane betalingen. Verweerder had moeten motiveren waarom cassatie niet mogelijk was op basis van de door klager aangeleverde feiten waardoor is aangetoond dat het onderzoek van de gemeente Emmen is gebaseerd op een onjuist juridisch kader en daardoor onjuist feitencomplex;

c)    verweerder heeft een wanprestatie geleverd aangezien er alle reden was om wel in cassatie te gaan op basis van geschonden rechtsregels. Het kantoor van verweerder dient de door klager gedane betalingen te restitueren.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.

Ad klachtonderdeel a)

3.2    Verweerder heeft niet na het verstrijken van de cassatietermijn een cassatieadvies geschreven en gefactureerd. Hij heeft wel -nadat hij heeft gewezen op de financiële consequenties daarvan en nadat klager die aanvaardde- zijn opvattingen, mede in het licht van de cassatietechniek en de opvattingen van klager, nader uiteen gezet.

Ad klachtonderdeel b)

3.3    Er is gedaan wat is afgesproken en er is gefactureerd op de afgesproken grondslag. Klager is het niet met het advies van verweerder eens. Op enig moment heeft verweerder de discussie gesloten, omdat klager bleef “doordrammen “en bij verweerder de indruk was ontstaan dat daar geen einde aan zou komen, zolang hij verweerder geen gelijk gaf, wat klager volgens verweerder niet heeft.

Ad klachtonderdeel c)

3.4    Verweerder handhaaft zijn cassatiepreadvies en de daarover later gegeven uitleg. Het is niet waar dat er alle reden was om wel in cassatie te gaan. Overigens bepaalt verweerder uiteindelijk zelf of hij wel of niet bereid is voor een rechtzoekende cassatieberoep in te stellen. In dit geval heeft klager het oordeel van verweerder daarover gekregen binnen enkele uren nadat klager hem in de gelegenheid stelde er iets over te oordelen.

 

4    BEOORDELING

4.1    Het betreft hier een klacht tegen de eigen advocaat. De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in volle omvang. Daarbij wordt rekening gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft bij de manier waarop hij een zaak behandelt. Deze vrijheid wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Volgens deze eisen dient zijn werk te voldoen aan de binnen de beroepsgroep geldende professionele standaard. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij een vraag van klager niet heeft beantwoord en pas na ommekomst van de cassatietermijn zijn cassatieadvies heeft gegeven.

4.3    Dit laatste onderdeel van de klacht mist feitelijke grondslag. Op 19 juni 2019 heeft verweerder, na bestudering van de relevante stukken, klager gemotiveerd geadviseerd geen cassatie in te stellen. Dat was ruimschoots voor het verstrijken van de cassatietermijn en dit advies kon onmogelijk eerder worden gegeven nu verweerder de stukken waarop het advies gebaseerd moest worden pas de dag tevoren van klager had ontvangen.

4.4    Vervolgens heeft klager op de middag van de dag waarop de cassatietermijn verstreek verweerder om nadere uitleg over zijn advies gevraagd. Dus kon deze nadere uitleg - die vervolgens is gekomen - onmogelijk voor het verstrijken van de cassatietermijn worden gegeven.

4.5    Klachtonderdeel a) verklaart de voorzitter derhalve kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.6    Verweerder heeft in een brief van 10 september 2019 van tien pagina’s gemotiveerd aangegeven waarom hij tot zijn negatieve cassatiepreadvies was gekomen en waarom de argumenten van klager niet opgaan. In zoverre mist dit klachtonderdeel dus feitelijke grondslag.

4.7    Dat klager van verweerder een hem (klager) onwelgevallig advies heeft ontvangen en  klager daarmee iets heeft ontvangen waarom hij niet gevraagd had maakt de handelwijze van verweerder nog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

4.8    Klachtonderdeel b) verklaart de voorzitter derhalve kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.9    Verweerder heeft een negatief cassatiepreadvies gegeven en daarbij aangegeven dat zijn advies geen redelijke lichtpuntjes bood voor een mogelijk andere oordeel, zodat verweerder niet heeft aangeboden om verdergaand te adviseren en mogelijk uiteindelijk cassatieberoep in te stellen. Verweerder is bij dit standpunt gebleven.

4.10    Verweerder heeft zich niet verbonden om cassatie in te stellen doch slechts om binnen de cassatietermijn een cassatiepreadvies uit te brengen en dat heeft verweerder gedaan. Niet is komen vast te staan dat verweerder bij de uitvoering van zijn opdracht tekort is geschoten.

4.11    Voorts heeft klager niet aannemelijk gemaakt dat het gegeven cassatiepreadvies niet voldoet aan de kwaliteitseisen die daaraan gesteld mogen worden. Ook anderszins is de voorzitter daarvan niet gebleken.

4.12    Klachtonderdeel c) verklaart de voorzitter derhalve kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 september 2020.

 

Griffier                                      Voorzitter