Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-11-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2020:257
Zaaknummer
20-122/A/NH
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 16 november 2020
in de zaak 20-122/A/NH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 30 maart 2020 op de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 19 maart 2019 heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 18 februari 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk mb/re/19-115/840957 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 30 maart 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 29 april 2020 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is, gevoegd met het verzet in de zaak 20-121/ANH, behandeld op de zitting van de raad van 5 oktober 2020. Klaagster en verweerder waren daarbij niet aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd, van het verzetschrift en van de brief van verweerder van 1 oktober 2020.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
2.2 Het is inderdaad de vrije keuze van een advocaat om een vonnis te laten executeren. In dit geval is echter zowel de rechter als verweerder geïnformeerd over de onwettigheid van de vervolging van klaagster, alsmede over het feit dat alle besluiten van de betreffende rechters werkzaam bij de rechtbank Noord-Holland, Alkmaar, onwettig zijn. Door ondanks dat tot executie van het vonnis over te gaan, heeft verweerder de grondrechten en de mensenrechten van klaagster geschonden.
2.3 De voorzitter was reeds in 2013 in zijn hoedanigheid van rechter en later als president van de rechtbank Noord-Holland bekend met onder andere het Verfassungsbezwaarschrift van de gemachtigde van klaagster.
2.4 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, voorzitter, mrs. M. Bootsma en C.C. Oberman, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 november 2020.
Griffier Voorzitter
Verzonden op 16 november 2020
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.