Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-05-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2020:149
Zaaknummer
20-111
Inhoudsindicatie
Advocaat zag onvoldoende mogelijkheden om met succes een procedure te voeren. Klagers zagen dit anders. Klagers hebben nagelaten om van hun andersluidend standpunt ondersteunend bewijsmateriaal aan te leveren. Advocaat heeft zich op goede gronden wegens een vertrouwensbreuk terug getrokken.
Inhoudsindicatie
Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 18 mei 2020
in de zaak 20-111/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
klaagster
tezamen: klagers
over
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 13 februari 2020 met kenmerk 2019 KNN129/1011950, door de raad ontvangen op 13 februari 2020 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 14.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klagers hebben zich in 2010 tot het kantoor van verweerder gewend inzake een geschil met X betreffende woekerpolissen. De zaak is destijds in behandeling genomen door een kantoorgenoot van verweerder. In april 2016 heeft verweerder de zaak van zijn kantoorgenoot overgenomen.
1.2 De kantoorgenoot van verweerder had klagers per e mail van 19 augustus 2015 verzocht hem een zijns inziens belangrijk document toe te zenden. Klagers hebben per e mail van 12 april 2016 aan de kantoorgenoot van verweerder bericht dat zij naar Frankrijk zouden gaan en daar naar de gevraagde schuldbekentenis zouden zoeken. Klagers verzochten hen nader te informeren over de hoeveelheid en de begin- en einddatum van de sprintplanovereenkomsten. Omdat de kantoorgenoot van verweerder niet langer op het kantoor van verweerder werkzaam was heeft verweerder de mail van klagers beantwoord.
1.3 Klager heeft op 30 november 2016 een handgeschreven overeenkomst/schuldbekentenis aan verweerder toegezonden.
1.4 Verweerder heeft een conceptbrief aan X opgesteld en deze op 16 februari 2017 ter goedkeuring aan klagers toegezonden. Verweerder gaf in zijn brief van 16 februari 2017 aan klagers te kennen dat hij betwijfelde of de door klager aan hem toegezonden overeenkomst zou kunnen bijdragen aan een hernieuwd standpunt aan de zijde van X. Verweerder heeft bij brief van 9 maart 2017 de van klager ontvangen overeenkomst/schuldbekentenis aan X toegezonden en verzocht hem te berichten of hij bereid was klagers een coulanceregeling aan te bieden. X heeft hierop niet gereageerd.
1.5 Verweerder heeft per e mail van 1 augustus 2017 in antwoord op het app bericht van klagers van 31 juli 2017 aan klagers bericht dat hij geen reactie van X had ontvangen op zijn verzoek om een coulanceregeling aan te bieden. Hij stelde dat er daarom geen andere keuze was dan een procedure te starten. Verweerder gaf voorts aan dat hij de kansen op basis van de van klagers ontvangen informatie en stukken in een procedure klein achtte. Hij verwees voor het standpunt van X naar de mail van 15 augustus 2015. Hij verzocht klagers de door hen aangekondigde voorbeelden ter ondersteuning van hun stelling dat er weinig informatie nodig was om een succesvolle procedure te starten, aan hem te doen toekomen. Klagers hebben zich per e mail van 3 augustus 2017 beklaagd over het optreden van verweerder. Verweerder heeft per e mail van 3 augustus 2017 geantwoord dat zijn verzoek om informatie was gebaseerd op het aanbod van klagers daartoe van 18 februari 2017. Verweerder verzocht klagers de genoemde voorbeelden, op basis waarvan wel zou kunnen worden aangenomen dat een procedure een goede kans van slagen zou hebben, alsnog aan hem toe te zenden.
1.6 Verweerder heeft klager per e mail van 14 augustus 2017 bericht dat er een nieuwe richtinggevende uitspraak van het gerechtshof werd verwacht en dat hij, zodra deze uitspraak hem bekend was, contact met klagers zou opnemen.
1.7 Op 11 mei 2018 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerder. Verweerder heeft per e mail van 14 mei 2018 op de klacht gereageerd, waarop door klagers per e mails van 15 en 17 mei 2018 is gereageerd. Verweerder heeft klagers per e mail van 23 mei 2018 geinfomeerd over het verloop van de zaak van klagers tot dan toe en de haalbaarheid van de zaak. Vervolgens hebben klagers en verweerder over de haalbaarheid van de zaak met elkaar gecorrepsondeerd.
1.8 Klagers heben op 17 september 2019 aan de deken bericht de klacht te willen voortzetten.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerder het volgende.
a) Verweerder heeft de zaak van klagers tegen X, ondanks zijn herhaalde belofte stappen te zullen ondernemen, ruim 4 jaar laten voortslepen.
b) Klagers moesten zelf uitspraken in soortgelijke zaken als bewijs aandragen terwijl (het kantoor van) verweerder zich afficheerde als specialist in woekerpolis-zaken.
c) Na jaren van aandringen door klager is een concept dagvaarding opgesteld, waarmee niets is gedaan.
d) Verweerder zou een beroep doen op de coulanceregeling van de verzekeraar, maar heeft hierover niets teruggekoppeld aan klagers.
e) Verweerder wilde niet tegemoet komen aan de wens van klagers om alleen schriftelijk te communiceren.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat erop gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen procestukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.
Ad klachtonderdelen a) en b)
4.2 De voorzitter zal de klachtonderdelen a) en b) gelet op de onderlinge samenhang gezamenlijk beoordelen. Vast staat dat verweerder in 2016 de zaak van klagers van zijn kantoorgenoot heeft overgenomen. Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat klagers en verweerder de kansen in een procedure anders inschatten. Verweerder zag op basis van de van klagers verkregen informatie weinig kans om met succes een procedure te voeren. Klagers zagen dit anders en hebben herhaaldelijk naar voren gebracht dat er meerdere voorbeelden waren van succesvol gevoerde procedures in vergelijkbare situaties. Verweerder heeft klagers meermaals verzocht hem deze voorbeelden toe te sturen. De voorzitter volgt klagers niet in hun stelling dat het verweerder valt te verwijten dat zij hem deze informatie dienden aan te leveren. Verweerder heeft klagers gemotiveerd te kennen gegeven op grond waarvan hij meende dat de kansen in een procedure gering waren. Omdat klagers stelden over voorbeelden te beschikken waarin wel met succes was geprocedeerd is het begrijpelijk dat verweerder klagers verzocht hem deze voorbeelden toe te sturen. Klagers hebben de verzochte informatie echter niet aan verweerder toegezonden. Het is begrijpelijk dat verweerder zonder zijns inziens overtuigend bewijs van de stellingen van klagers geen procedure aanhangig heeft gemaakt. Een advocaat is immers niet gehouden om een procedure aanhangig te maken indien hij geen mogelijkheden ziet deze procedure met succes te voeren. Voor zover klagers zich niet konden vinden in het advies van verweerder lag het op hun weg om zich tot een andere advocaat te wenden. Uit de aan de raad overgelegde stukken is gebleken dat de behandeling van de zaak van klagers geruime tijd in beslag heeft genomen, maar dit tijdsverloop is onder meer het gevolg van de tegengestelde opvattingen over de aanpak van de zaak tussen klagers en verweerder, waarbij klagers hebben nagelaten stukken ter onderbouwing van hun andersluidende opvatting aan verweerder toe te zenden. Ter zake valt verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.
Ad klachtonderdeel c)
4.3 Verweerder heeft klagers steeds voorgehouden dat hij onvoldoende mogelijkheden zag om met succes een procedure te voeren. Verweerder heeft klagers voorgehouden dat hij over meer informatie ter onderbouwing van het standpunt van klagers diende te beschikken, welke informatie door klagers nimmer is aangeleverd. Het valt verweerder onder die omstandigheden daarom niet te verwijten dat hij geen procedure aanhangig heeft gemaakt. Een advocaat is immers niet gehouden om een procedure aanhangig te maken indien hij geen mogelijkheden ziet om deze met succes te voeren. Verweerder heeft dit klagers voldoende duidelijk voorgehouden. Voor zover klagers zich daarmee niet konden verenigen stond het hen vrij zich tot een andere advocaat te wenden.
Ad klachtonderdeel d)
4.4 Verweerder heeft in zijn brief van 9 maart 2017 aan X verzocht om een coulanceregeling aan te bieden. Verweerder heeft per e-mail van 1 augustus 2017 desgevraagd aan klagers bericht dat hij nog geen reactie van X had ontvangen. Klachtonderdeel d) is derhalve feitelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel e)
4.5 Verweerder heeft klager bericht niet enkel schriftelijk te willen communiceren omdat dit naar zijn oordeel een normaal contact tussen een advocaat en een cliënt in de weg staat. Naar het oordeel van de voorzitter valt verweerder hiervan tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij om misverstanden te voorkomen belangrijke informatie en afspraken schriftelijk vastlegt. Het is gebruikelijk en voor een goede behandeling van een zaak vaak ook noodzakelijk dat daarnaast over de aanpak van een zaak mondeling en telefonisch overleg tussen een advocaat en een cliënt plaatsvindt. Voor een behoorlijke beroepsuitoefening en belangenbehartiging door een advocaat is wederzijds vertrouwen essentieel. Naar het oordeel van de voorzitter is het begrijpelijk dat verweerder als gevolg van de wens van klagers om, met het oog op de dossiervorming ten behoeve van de deken, nog enkel schriftelijk te willen communiceren, tot de conclusie is gekomen dat de voor de behandeling van de zaak van klagers noodzakelijke vertrouwensrelatie niet (meer) bestond. Het stond verweerder daarom vrij om niet aan die wens van klagers tegemoet te willen komen en zijn werkzaamheden voor klagers te beëindigen.
4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel of 46j Advocatenwet, dan ook in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2020.
Griffier Voorzitter