Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-07-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2020:160

Zaaknummer

20-225

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Kwaliteit dienstverlening. Klachtonderdelen niet dan wel onvoldoende onderbouwd. Niet gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 6 juli 2020

in de zaak 20-225/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 27 maart 2020 met kenmerk  Z 968277/MM/SD, door de raad diezelfde dag ontvangen, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager is met de woningbouwvereniging verwikkeld in een geschil over zijn woongedrag. Verweerder heeft klager in dit geschil op toevoegingsbasis bijgestaan.

1.2    Bij dagvaarding van 8 maart 2019 heeft de woningbouwvereniging gevorderd de huurovereenkomst van klager te ontbinden en klager te veroordelen zijn huurwoning te ontruimen, met veroordeling van klager in de proceskosten.

1.3    Op 12 april 2019 heeft verweerder een conclusie van antwoord tevens eis in reconventie (hierna: de conclusie van antwoord) naar klager gemaild en bij de rechtbank ingediend.

1.4    Op 6 mei 2019 heeft verweerder de oproep van de rechtbank voor de mondelinge behandeling naar klager gemaild. Daarin heeft verweerder onder meer het volgende opgenomen:

“Verder heb ik nog nodig van u 2 extra kopieën van de USB Stick met daarbij de geluiden van de overlast van de buren. 1 exemplaar zal de Rechtbank willen hebben en 1 exemplaar zal de woningbouwvereniging [geanonimiseerd door de raad] willen hebben.”   

1.5    Op 22 mei 2019 heeft de kantonrechter de zaak mondeling op zitting behandeld.

1.6    Bij vonnis van 19 juni 2019 heeft de kantonrechter de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de huurwoning toegewezen. Verweerder heeft het vonnis vervolgens per e-mail naar klager gestuurd.

1.7    Op 25 juni 2019 heeft klager bij de deken een klacht over verweerder ingediend.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft de conclusie van antwoord in klagers zaak ingediend bij de rechtbank zonder deze eerst aan klager voor te leggen;

b)    Verweerder heeft zonder overleg met klager (expres) bewijs achtergehouden en niet aan de conclusie van antwoord toegevoegd, waardoor klager de zaak heeft verloren;

c)    Verweerder heeft tegen klager gelogen over hoe de rechtszaak zou verlopen en heeft klagers vriendin onnodig vrij laten nemen, terwijl zij de rechtszaal moest verlaten omdat zij later als getuige kon worden opgeroepen;

d)    Verweerder heeft klager totaal niet verdedigd tijdens de rechtszaak en heeft niet aangegeven dat de woningbouwvereniging loog door voor de rechter te verklaren dat zij de e-mails van klager niet zouden hebben ontvangen;

e)    Verweerder heeft klager op kosten gejaagd door hem dure USB-sticks te laten kopen waarmee bewijs kon worden geleverd;

f)    Verweerder heeft pas twee dagen na de uitspraak van het vonnis, het vonnis naar klager doorgestuurd.

2.2    De voorzitter zal hierna, waar nodig, bij de beoordeling van de klacht op de stellingen en stukken van klager ingaan.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht gemotiveerd verweer gevoerd en betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

Klachtonderdelen a), b) en e)

4.1    Klachtonderdelen a), b) en e) lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling.

4.2    De voorzitter is op grond van de dossierstukken van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder heeft toegelicht dat hij het concept van de conclusie van antwoord op 5 april 2019 op zijn kantoor met klager heeft besproken en, daar waar nodig, aan de wensen van klager heeft aangepast, waarna de conclusie van antwoord op 12 april 2019 naar klager is verstuurd en bij de rechtbank is ingediend. Uit de dossierstukken blijkt dat bij de conclusie van antwoord bijlagen zijn gevoegd, bestaande uit handgeschreven verslagen over het woongedrag van klagers buren. Van e-mails van klager met klachten over zijn buren is in de dossierstukken niet gebleken. Verder heeft verweerder toegelicht dat hij klager heeft gevraagd om twee extra kopieën van de door klager aangeleverde USB-stick, maar dat hij ondanks klagers toezegging geen kopieën voor het indienen bij de rechtbank en de wederpartij heeft ontvangen. Klager heeft deze toelichting van verweerder onvoldoende feitelijk en onderbouwd weersproken. Voor de stelling van klager dat verweerder de USB-sticks op dat moment niet belangrijk vond, zijn in de dossierstukken geen aanknopingspunten te vinden. Van het door verweerder expres achterhouden van bewijs is dan ook geen sprake. Tot slot heeft klager in het geheel niet onderbouwd dat verweerder hem op kosten heeft gejaagd door hem dure USB-sticks te laten kopen. Klachtonderdelen a), b) en e) zijn daarom kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.3    Klachtonderdeel c) gaat erover dat verweerder volgens klager heeft gelogen over hoe de rechtszaak zou verlopen en dat verweerder klagers vriendin onnodig vrij heeft laten nemen, terwijl zij de rechtszaal als mogelijke getuige moest verlaten.

4.4    De voorzitter is van oordeel dat verweerder over het verloop van de rechtszaak geen enkel tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerder heeft toegelicht dat hij klagers vriendin niet bij de rechtbank had verwacht vanwege een eerdere ruzie tussen klager en zijn vriendin op zijn kantoor en dat tijdens de zitting na uitleg van de rechter in overleg is besloten de vriendin van klager als mogelijke getuige buiten te laten wachten. Klager heeft deze toelichting niet onderbouwd weersproken. Voor de stelling van klager dat verweerder wist dat zijn vriendin ging getuigen en zij daarom niet bij de zitting aanwezig hoefde te zijn, zijn in de dossierstukken geen aanknopingspunten te vinden. Dat de vriendin van klager ervoor heeft gekozen een dag vrij te nemen om bij de rechtszaak aanwezig te kunnen zijn, kan verweerder tuchtrechtelijk niet worden verweten.  Klachtonderdeel c) is dan ook kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel d)

4.5    Klachtonderdeel d) gaat erover dat verweerder klager, volgens klager, tijdens de rechtszaak totaal niet heeft verdedigd en niet heeft aangegeven dat de woningbouwvereniging loog door voor de rechter te verklaren dat zij de e-mails van klager niet zouden hebben ontvangen.

4.6    De voorzitter is van oordeel dat verweerder geen enkel tuchtrechtelijk verwijt treft. Verweerder heeft de gang van zaken tijdens de zitting bij de rechtbank uitvoerig toegelicht. Zo heeft verweerder toegelicht dat klager tijdens de zitting bedreigende dan wel andere voor hem ongunstige opmerkingen heeft gemaakt richting de woordvoerder van de woningbouwvereniging en de aanwezige buurtbewoners en dat die opmerkingen door hem niet meer te corrigeren waren. Klager heeft dit door verweerder omschreven gedrag niet betwist. Voor de stelling van klager dat verweerder hem niet heeft verdedigd, zijn in de dossierstukken geen aanknopingspunten te vinden. Dat de rechter in het vonnis heeft vermeld dat het op de weg van klager had gelegen om zijn verweer dat hij zelf overlast van zijn buren ervaart van een nadere onderbouwing te voorzien, betekent niet dat verweerder de belangen van klager niet heeft behartigd. Deze opmerking van de rechter moet worden gelezen in de context van het vonnis als geheel, waarbij de door de woningbouwvereniging overgelegde stukken ook een belangrijke rol hebben gespeeld.  De door klager in dit verband geuite beschuldiging van corruptie aan het adres van verweerder raakt kant noch wal, zodat de voorzitter deze beschuldiging dan ook verder buiten beschouwing laat. Tot slot kan de voorzitter niet vaststellen wat er precies door verweerder namens klager tijdens de zitting van 22 mei 2019 is gezegd, omdat klager en verweerder daarover verschillende standpunten hebben ingenomen en een proces-verbaal van die zitting ontbreekt. De conclusie is dat klachtonderdeel d) ook kennelijk ongegrond is.

Klachtonderdeel f)

4.7    Klachtonderdeel f) gaat over het vonnis van de kantonrechter dat verweerder volgens klager pas twee dagen na de uitspraak naar hem heeft doorgestuurd. 

4.8    Uit de dossierstukken blijkt dat verweerder het vonnis van 19 juni 2019, een dag later, op 20 juni 2019, naar klager heeft gemaild. Klachtonderdeel f) is dan ook kennelijk ongegrond.

4.9    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2020.

 

Griffier                                                    Voorzitter