Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-10-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2020:237

Zaaknummer

20-269/A/NH

Inhoudsindicatie

Verzet. Geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter. Juiste toetsingsmaatstaf toegepast. Geen nieuwe gezichtspunten. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 26 oktober 2020

in de zaak 20-269/A/NH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 25 mei 2020 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 16 december 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 14 april 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk mb/re/19-528/1052103 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 25 mei 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en gedeeltelijk kennelijk ongegrond. Deze beslissing is op 25 mei 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 21 juni 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift diezelfde dag digitaal ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 15 september 2020. Daarbij was klager aanwezig. Verweerder heeft zijn afwezigheid voorafgaand aan de zitting aan de raad gemeld. De zitting heeft plaatsgevonden achter gesloten deuren.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de door klager op 30 en 31 augustus 2020 toegezonden aanvullende stukken en van de door klager ter zitting overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter niet kan verenigen. Volgens klager heeft verweerder hem in strijd met de waarheid beschuldigd van incest met zijn dochters. In dat verband heeft klager een e-mail van verweerder aan de deken van 19 november 2019 overgelegd. In deze             e-mail heeft verweerder de term ‘grensoverschrijdend gedrag’ gebruikt en dat is volgens klager een eufemisme voor incest. Ook wijst klager erop dat verweerder hem voortdurend belastert door hem onterecht te blijven beschuldigen van verkrachting, alcoholmisbruik en fraude.

2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter te twijfelen. Zoals ook uit de voorzittersbeslissing van 25 mei 2020 blijkt, heeft klager al eerder bij de deken geklaagd over verweerder met betrekking tot beschuldigingen van verkrachting, alcoholmisbruik, fraude en incest. Ook de raad dan wel de voorzitter heeft al eerder over deze kwesties geoordeeld, waaronder in de door de voorzitter in zijn beslissing genoemde zaken 19-094/A/NH en 20-092/A/NH. In laatstgenoemde zaak heeft verweerder zich bij e-mail van 19 december 2019 tegen de klacht verweerd. Dit is dezelfde e-mail die nu door klager is overgelegd ter onderbouwing van zijn klacht. Anders dan klager meent, kan deze e-mail in het kader van de huidige klachtprocedure niet ter onderbouwing dienen omdat de voorzitter deze e-mail al bij zijn eerdere beslissing van 23 maart 2020 heeft betrokken. Verder is het de raad niet gebleken dat de voorzitter in zijn beslissing van            25 mei 2020 een verkeerde toetsingsnorm heeft toegepast of zijn beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.3    De raad is dan ook van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond bevonden.

4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. R. Lonterman en K. Straathof, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van            26 oktober 2020.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 26 oktober 2020

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.