Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-10-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2020:236

Zaaknummer

20-267/A/NH

Inhoudsindicatie

Verzet. Geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter. Juiste toetsingsmaatstaf toegepast. Geen nieuwe gezichtspunten. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 26 oktober 2020

in de zaak 20-267/A/NH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 25 mei 2020 op de klacht van:

klager

over

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 5 november 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 14 april 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk mb/re/19-465/1031363 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 25 mei 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 25 mei 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 19 juni 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift diezelfde dag ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 15 september 2020. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de door klager op 31 augustus 2020 toegezonden aanvullende stukken en van de door verweerder ter zitting overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich niet kan verenigen met het oordeel van de voorzitter. Volgens klager heeft verweerder onjuiste feiten geponeerd over het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag. Klager vindt dat de raad zou moeten toetsen of er onjuiste informatie door verweerder wordt verstrekt. Verder wijst klager erop dat zijn advocaat bij herhaling heeft aangegeven dat rechtstreeks communiceren is toegestaan, maar dat verweerder tot op de dag van vandaag weigert rechtstreeks met hem te communiceren.

2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen het verzet en de klacht verweerd. De raad zal, waar nodig,  op dit verweer ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

5.2    De raad ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter te twijfelen. Uit de voorzittersbeslissing blijkt dat de voorzitter al heeft geoordeeld over de door verweerder verstrekte en volgens klager onjuiste informatie over het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag en dat daarbij alle relevante feiten en omstandigheden zijn betrokken. Ook de klacht over de weigering van verweerder om niet rechtstreeks met klager te communiceren is in de voorzittersbeslissing beoordeeld waarbij ook rekening is gehouden met de relevante feiten en omstandigheden. Daarbij is het de raad niet gebleken dat de voorzitter een verkeerde toetsingsnorm heeft toegepast of haar beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. De door verweerder op 31 augustus 2020 ingediende aanvullende stukken, bestaande uit e-mails van verweerder gericht aan klagers advocaat, maken dit oordeel niet anders.

5.3    De raad is dan ook van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden in alle onderdelen kennelijk ongegrond bevonden. 

5.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. R. Lonterman en K. Straathof, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van            26 oktober 2020.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 26 oktober 2020

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.