Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-04-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2020:137

Zaaknummer

19-363

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en rekening heeft gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 28 april 2020

in de zaak 19-363/AL/OV

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 2 augustus 2019 op de klacht van:

klager

over

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 9 februari 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. De klacht is aangevuld in twee brieven met bijlagen van 19 februari 2019.

1.2    Op 11 juni 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 51/19/015 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 2 augustus 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 2 augustus 2019 verzonden aan partijen.

1.4    Op 5 augustus 2019 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 6 augustus 2019 ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 28 februari 2020. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de brief met bijlagen van klager van 10 februari 2020.

2    VERZET

2.1    Klager heeft in het verzetschrift gesteld dat de beslissing van de voorzitter onjuist is en op geen enkele juridische grondslag is gebaseerd. Hij heeft hieraan toegevoegd dat de voorzitter in overweging 4.4 van de beslissing ten onrechte heeft overwogen dat verweerster klager enkele dagen voor de opdrachtbevestiging van 26 februari 2018 in de zaak tegen C op de risico’s en kosten in een vergelijkbare zaak heeft gewezen. Klager heeft aangevoerd dat daarnaast de zaak C in processueel opzicht niet te vergelijken is met andere zaken die verweerster voor klager heeft gedaan.

2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Verweerster heeft tijdens de zitting aangegeven dat zij zich niet kan verenigen met de voorzittersbeslissing voor zover deze de afwijzing van haar beroep op misbruik van recht betreft, waardoor naar haar mening de klacht door de voorzitter kennelijk niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard.

4.2    Ingevolge artikel 46j lid 1 onder c en lid 4 in samenhang met artikel 46h lid 1 Advocatenwet had verweerster in verzet kunnen gaan tegen de voorzittersbeslissing. Nu zij dit niet heeft gedaan, zal aan haar ter zitting aangevoerde bezwaar tegen de voorzittersbeslissing voorbij worden gegaan. 

4.3    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.4    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.5    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G.H.H. Kerkhof, W.H. Kesler, leden, bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 april 2020.

 

Griffier                                                  Voorzitter