Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-10-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2020:139

Zaaknummer

19-370

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. Geen aanleiding om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. Klager heeft geen stukken overgelegd die zijn klacht ondersteunen. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 5 oktober 2020

in de zaak 19-370/AL/GLD

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 4 september 2019 op de klacht van:

klager

over

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 11 juli 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 12 juni 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 18/97 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 4 september 2019 heeft de voorzitter van de raad de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 4 september 2019 verzonden aan partijen.

1.4    Op 11 september 2019 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 18 september 2019 ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 27 juli 2020. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de door verweerder ter zitting overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich niet met de beslissing van de voorzitter kan verenigen. Klager heeft in zijn verzetschrift grotendeels dezelfde stellingen over de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder naar voren gebracht als in zijn inleidende klachtbrief.

2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen het verzet en de klacht verweerd. De raad zal, waar nodig,  op dit verweer ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

5.2    De raad ziet op grond van de dossierstukken geen aanleiding om aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter te twijfelen. Uit de dossierstukken blijkt dat klager geen stukken heeft overgelegd die zijn klacht ondersteunen. Zo blijkt dat klager de deken, nadat de deken zijn onderzoek al had gesloten, heeft gevraagd of hij de uitspraak van het gerechtshof in het hoger beroep nog mag overleggen. De deken heeft klager daartoe diverse keren in de gelegenheid gesteld, maar klager heeft de betreffende uitspraak van het gerechtshof uiteindelijk niet overgelegd. Ook in verzet heeft klager dat niet gedaan, terwijl klager in zijn verzet wel naar die uitspraak in het hoger beroep verwijst. Andere stukken ter onderbouwing van zijn klacht heeft klager ook in verzet niet overgelegd. De voorzitter heeft in zijn beslissing dan ook terecht geoordeeld dat hij de juistheid van de verwijten van klager niet kan vaststellen omdat iedere verdere onderbouwing ontbreekt.

5.3    De raad is verder van oordeel dat de voorzitter in zijn beslissing bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klachtonderdelen dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard. De verzetgrond van klager kan daarom niet slagen.

5.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. K.F. Leenhouts en S.H.G. Swennen, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2020.

 

Griffier                                                            Voorzitter