Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-09-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2020:82

Zaaknummer

20-550/DB/LI

Inhoudsindicatie

 Advocaat heeft abusievelijk in verweerschrift vermeld dat klaagster had verzuimd een beschikking over te leggen: geen bewuste misleiding van de rechtbank. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 28 september 2020

in de zaak 20-550/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

 

over:

 

verweerder

 

De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 21 juli 2020 met kenmerk, door de raad ontvangen op 21 juli 2020, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 10.

 

1    FEITEN

 

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

 

1.1    Verweerder treedt in een echtscheidingsprocedure op voor de wederpartij van klaagster. Klaagster heeft op 6 februari 2020 een verzoekschrift wijziging voorlopige voorzieningen bij de rechtbank ingediend. Verweerder heeft namens zijn cliënt op 21 februari 2020 een verweerschrift inzake het wijzigen van voorlopige voorzieningen bij de rechtbank ingediend. Op 3 maart 2020 heeft een comparitiezitting plaatsgevonden. Het verzoek van klaagster tot wijziging van de voorlopige voorzieningen is bij  beschikking van de rechtbank van 17 maart 2020 afgewezen. De rechtbank overwoog onder meer het volgende : “De rechtbank gaat allereerst in op het ter zitting door de vrouw ingenomen standpunt dat het verweer van de man moet worden verworpen, omdat  er leugens in staan en alleen al in punt 1 tot en met 9 vier onjuistheden staan die niet kloppen. De vrouw heeft ter onderbouwing verwezen naar een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch (…….). De rechtbank passeert het standpunt van de vrouw omdat de casus die speelde bij de rechtbank ’s-Hertogenbosch beduidend afwijkt van de onderhavige. Er was in die casus sprake van evidente – en herhaaldelijke- leugens van verweerder. In de onderhavige zaak is dat niet het geval, althans de rechtbank kan binnen het bestek van deze procedure niet vaststellen dat daarvan sprake is. Overigens heeft de vrouw wel terecht naar voren gebracht dat zij, anders dan in het verweerschrift wordt aangevoerd, wel de beschikking van 9 juli 2019 bij haar verzoekschrift heeft overgelegd, hetgeen de advocaat van de man ter zitting ook heeft erkend. Een enkele onjuistheid in het verweerschrift, die vervolgens ook door verweerder toegegeven wordt, kan er niet toe leiden dat het verweer moet worden verworpen. (….)”

 

1.2    Op 28 februari 2020 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2    KLACHT

 

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.

 

Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 21 februari 2020

a) bewust onjuiste feitelijke gegevens verstrekt en

b) zich nodeloos grievend over klaagster uitgelaten.

 

3    VERWEER

 

3.1    Verweerder/verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

 

4.1    De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

 

4.2    In een procedure kunnen de emoties tussen partijen hoog oplopen, zeker in familierechtelijke procedures. Alsdan kan een verwoord standpunt van de ene partij de andere partij onaangenaam treffen. Dat betekent echter niet dat die advocaat de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond. Uit de aan de raad overgelegde stukken volgt dat partijen elkaar over en weer ernstige verwijten maken en daarbij in de tussen hen gevoerde procedures tegengestelde standpunten innemen. Het was de taak van verweerder om in die procedures namens zijn cliënt diens standpunt te verwoorden. Niet gebleken is dat hij de belangen van klaagster nodeloos heeft geschaad  noch dat hij zich nodeloos grievend jegens klaagster heeft uitgelaten.  Het stond verweerder vrij om namens zijn cliënt te reageren op het uitvoerige verweerschrift van klaagster en de daarin vervatte aantijgingen jegens zijn cliënt. Voor zover klaagster zich niet kon vinden in de door verweerder namens zijn cliënt ingenomen standpunten lag het op haar weg zich hiertegen in rechte te verweren. De omstandigheid dat verweerder, zoals door verweerder ter comparitie ook is erkend, abusievelijk in zijn verweerschrift heeft opgenomen dat klaagster had verzuimd de beschikking inzake voorlopige voorzieningen waarop haar wijzigingsverzoek betrekking had bij te voegen, betekent niet dat verweerder de rechtbank bewust heeft willen misleiden. Verweerder heeft steeds de standpunten van zijn cliënt verwoord en zich gehouden aan de door de rechtbank gestelde termijnen. Ter zake valt verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. .

 

4.3    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond  verklaren.

 

BESLISSING

 

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. R.A.J. van leeuwen, [plaatsvervangend] voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysnmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 september 2020             .

 

Griffier         Voorzitter

 

Verzonden op: 28 september 2020