Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-09-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2020:154

Zaaknummer

20-599/DH/RO/D

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar. Verweerster is gedurende langere tijd onbereikbaar geweest, zowel voor haar cliënten, als voor instanties. Verweerster had (veel sneller) maatregelen kunnen en moeten treffen, maar heeft dat nagelaten. Gelet op de ernst en de duur van het gedrag, alsmede de zorgen van de raad, wordt een voorwaardelijke schorsing van twee weken opgelegd.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 28 september 2020 in de zaak 20-599/DH/RO/D naar aanleiding van het bezwaar van:

 

de deken

 

over:

 

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij e-mail van 3 augustus 2020 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een dekenbezwaar ingediend over verweerster.

1.2    Het bezwaar is behandeld op de (video)zitting van de raad van 7 september 2020. Daarbij waren de deken en verweerster aanwezig.

1.3    De raad heeft kennisgenomen van het dekenbezwaar en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van verweerster van 24 augustus 2020 en de door verweerster aan de raad toegezonden pleitnota.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Op 15 april 2020 heeft de heer M, werkzaam bij stichting A, contact opgenomen met het bureau van de deken over het feit dat een cliënte van verweerster (mevrouw E) al maanden geen contact kon krijgen met verweerster, terwijl deze cliënte wel had betaald en stukken had aangeleverd voor het starten van een kort geding-procedure bij de kantonrechter. Ook de heer M kon vervolgens geen contact krijgen met verweerster.

2.3    Op 24 april 2020 heeft een medewerkster van de Raad voor Rechtsbijstand in een e-mail aan de deken het volgende geschreven:

“Wij spraken onlangs over [verweerster]. Hierbij kan ik u melden dat ook wij geen contact met haar kunnen krijgen. Vanaf 16 maart wordt reeds getracht contact te krijgen en er wordt nergens op gereageerd.”

2.4    Naar aanleiding van deze signalen heeft een stafjurist van het bureau van de deken geprobeerd contact te krijgen met verweerster. Op beide op de website van verweerster vermelde telefoonnummers werd niet opgenomen en na het inspreken van een voicemailbericht werd niet teruggebeld.

2.5    Op 23 april 2020 heeft de deken per e-mail aan verweerster verzocht binnen twee weken te reageren op het signaal van de heer M. Verweerster heeft niet gereageerd, waarop op 19 mei 2020 is gerappelleerd. Verweerster heeft opnieuw niet gereageerd, waarop de deken bij e-mail van 4 juni 2020 heeft laten weten dat verweerster nog een laatste gelegenheid heeft om te reageren. De deken heeft aangekondigd dat bij het uitblijven van een reactie een dekenbezwaar wordt ingediend.

2.6    Verweerster heeft op 15 juni 2020 per email gereageerd:

“Het klopt inderdaad dat ik de laatste periode niet goed bereikbaar ben geweest. Helaas heb ik mijn werkzaamheden tijdens corona op een dusdanig andere manier moeten invullen dan cliënten van mij gewend zijn. Hierdoor is het verloop van zaken langer geworden en het contact met cliënten minder snel en minder persoonlijk.”

Na vermelding van enkele persoonlijke omstandigheden vermeldt de mail:

“De eerste periode heb ik zo veel mogelijk doorgewerkt op de reguliere manier, maar al snel merkte ik dat dat niet ging. Ik heb mijn werkwijze op dat moment genoodzaakt aangepast. (…) Helaas ben ik met mijn neus op de feiten gedrukt dat ik ook maar een mens ben en ook mijn gezondheid niet altijd optimaal is. Dit werkt dan door in de werksituatie met alle gevolgen van dien.

Het niet reageren op een email, of terugbelverzoek zoals thans is gebeurd, is dan ook echt te wijten aan de omstandigheden. Ik benadruk nogmaals dat dit geen excuus is, maar dat ik wel inzicht wil geven in mijn persoonlijke situatie die wel degelijk tot dit voorval heeft geleid.”

2.7    Op 15 juni 2020 heeft een medewerker van het Juridisch Loket in een e-mail aan de deken het volgende geschreven:

“Vorige week had ik contact met een klant die zijn advocaat niet meer te pakken heeft gekregen sinds december 2019. Klant heeft dit vele malen geprobeerd en ook ik heb de advocaat vorige week en vandaag meerdere malen geprobeerd te bellen en heb een mail gestuurd waarop geen reactie is gekomen. (…) Het betreft Advocatenkantoor [naam verweerster].”

De deken heeft opgemerkt dat deze klant de heer B betreft.

2.8    Op 18 juni 2020 heeft de heer B een klacht over verweerster ingediend bij de deken. Hij verwijt verweerster dat zij niet meer te bereiken is en dat er geen respons komt.

2.9    Bij e-mail van 25 juni 2020 heeft de heer B zijn klacht toegelicht:

“Mijn klacht tegen [verweerster] houdt in dat zij nergens meer op reageert ik heb haar verscheidene e-mails, smsjes, apps verstuurd en haar 10tallen keren op haar 2 telefoonnummers ingesproken.

Begin december heeft zij mij mede gedeeld dat er verregaande gesprekken met haar en de advocaat van mijn arbeidsongeschiktheidsverzekering waren (…), zij heeft mij belooft de stukken van deze op te sturen en die heb ik nooit in mijn bezit gekregen.”

2.10    Op 9 juli 2020 heeft verweerster in een e-mail aan de deken en aan de heer B het volgende geschreven:

“Naar aanleiding van uw e-mail met daarin de klacht van de [heer B], bericht ik u als volgt.

Zojuist heb ik cliënt telefonisch gesproken. Ik heb aangegeven dat ik de volledige verantwoordelijkheid neem voor hetgeen er is voorgevallen en de onderliggende omstandigheden uitgelegd. Cliënt wenst de samenwerking voort te zetten. Er zijn afspraken gemaakt over het verdere verloop van de samenwerking. Er zal wekelijks contact zijn.”

2.11    Op 15 juli 2020 heeft mevrouw O een klacht over verweerster ingediend bij de deken. Zij schrijft in de klacht:

“Deze zaak loopt al vanaf vorig jaar juli. Ik heb in december mijn verweerschrift ingediend bij mijn advocaat, en vanaf dat moment krijg ik totaal geen reactie op mijn telefoontjes of email. Ze is niet bereikbaar.”

2.12    Verweerster heeft op 24 augustus 2020 twee e-mails overgelegd. Eén e-mail van 17 februari 2020 van verweerster aan de heer B waarin zij schrijft: “ik ga hier achteraan voor u en zal reageren naar de deurwaarder”. Daarnaast een e-mail van 11 mei 2020 van verweerster aan mevrouw O waarin zij schrijft: “Op dit moment liggen de rechtbanken stil vanwege het corona virus. Mocht er verandering in de zaak komen, dan zal ik hierover informeren.”

 

3    BEZWAAR

3.1    Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij gedurende langere tijd onbereikbaar is geweest.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft erkend dat zij steken heeft laten vallen: het contact met cliënten tijdens de corona-periode is niet optimaal is geweest en ze heeft haar mailbox niet bijgehouden. Verweerster stelt dat geen enkele zaak dan wel cliënt hier nadeel van heeft ondervonden. Ook heeft verweerster contact opgenomen met cliënten en instanties om het een en ander hierover uit te leggen.

4.2    Verweerster heeft met betrekking tot de door de deken aangehaalde zaken het volgende aangevoerd:

-    Ten aanzien van mevrouw E (zie 2.2): het is onjuist dat er maanden geen contact is geweest. Er is wel gedurende een periode van ongeveer 6 weken geen contact geweest. Het laatste contact is van februari of begin maart 2020. De zaak is inmiddels in goede orde afgewikkeld.

-    Ten aanzien van de heer B (zie 2.8 en verder): in deze kwestie is in februari 2020 nog contact geweest. Het is onjuist dat er vanaf december 2019 geen contact was. De samenwerking met cliënt is voortgezet.

-    Ten aanzien van mevrouw O (zie 2.11): in deze kwestie is in mei 2020 nog contact geweest met de cliënt. Het is onjuist dat er maanden geen contact was. Ook de samenwerking met deze cliënt is voortgezet.

4.3    Voor het overige komt het verweer – waar nodig – aan de orde bij de beoordeling van het dekenbezwaar.

 

5    BEOORDELING

5.1    Het dekenbezwaar betreft de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. De raad stelt voorop dat de tuchtrechter op grond van artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen. Wel zal de tuchtrechter daarbij rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandeld en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van de opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (vgl. Hof van Discipline 5 februari 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:32). De raad zal het bezwaar aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.2    Het dekenbezwaar betreft het feit dat verweerster herhaaldelijk gedurende langere tijd onbereikbaar is geweest. Verweerster heeft dit erkend: zij stelt dat het contact met cliënten vanaf half maart 2020 – door de omstandigheden rondom corona – niet optimaal is geweest. Verweerster heeft erkend dat zij achteraf gezien zaken anders had kunnen en moeten regelen.

5.3    De raad constateert dat meerdere cliënten hebben geklaagd over het gebrek aan bereikbaarheid van verweerster: zij kregen geen contact met verweerster en er werd door verweerster niet gereageerd op telefoontjes of e-mails. Ook vanuit de Raad voor Rechtsbijstand en het Juridisch Loket kwamen signalen dat verweerster niet bereikbaar was, overigens ook in de periode voordat de maatregelen vanwege corona golden. Toen de deken vervolgens probeerde in contact te komen met verweerster heeft het nog bijna twee maanden geduurd voor verweerster voor het eerst reageerde. De raad is dan ook van oordeel dat vastgesteld moet worden dat verweerster gedurende langere tijd, voor zowel cliënten als instanties, onbereikbaar is geweest. De raad verklaart het dekenbezwaar daarom gegrond.

 

6    MAATREGEL

6.1    Het gedrag van verweerster heeft niet voldaan aan de professionele standaard, dat een advocaat dient te handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. Verweerster is gedurende langere tijd onbereikbaar geweest, zowel voor haar cliënten, als voor instanties. Hoewel de raad begrip heeft voor het feit dat er door corona ineens veel is veranderd, had verweerster daarin veel eerder haar verantwoordelijkheid moeten nemen. Verweerster had (veel sneller) maatregelen kunnen en moeten treffen, zoals (bijvoorbeeld) het inschakelen van een waarnemer/vervanger, maar heeft dat nagelaten. Verweerster heeft onzorgvuldig gehandeld en is ernstig tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen die het beroep van advocaat met zich meebrengen.

6.2    Gelet op de ernst en de duur van het gedrag acht de raad een voorwaardelijke schorsing van twee weken passend en noodzakelijk.

6.3    Deze maatregel is zwaarder dan die de deken voor ogen had (te weten: een waarschuwing, waarin ook verweerster zich kon vinden). De raad heeft echter hierbij enkele zorgwekkende omstandigheden in aanmerking genomen. Zo heeft de deken te kennen gegeven dat hij, althans zijn voorganger, eerder een gesprek met verweerster heeft gehad vanwege vergelijkbare klachten en dat zij destijds verbetering heeft beloofd. Verweerster heeft een schoon tuchtrechtelijk verleden en de inhoud van de eerdere klachten is niet bekend, maar zij heeft erkend een dergelijk gesprek met de deken te hebben gevoerd. Ook haar verklaring over haar hierboven onder 2.2 tot en met 2.11 vermelde gedrag baart de raad zorgen. Zo heeft verweerster, als reactie op de zorg van de deken dat zij niet alleen voor cliënten, maar ook voor instanties onbereikbaar was, toegelicht dat zij haar cliënten juist belangrijker vond dan de instanties en dat zij met dat uitgangspunt in haar mailbox slechts op naam van haar cliënten een zoektocht heeft gedaan en alle andere e-mails ongelezen heeft gelaten.

6.4    De raad acht het daarom geïndiceerd om een maatregel op te leggen, waarbij consequenties zullen volgen indien verweerster nog een keer de tuchtrechtelijke grens overgaat. Het is aan verweerster om haar verantwoordelijkheid te (blijven) nemen en zolang zij dat doet, vormt deze maatregel geen belemmering voor haar praktijkuitoefening.

 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b) € 500,- kosten van de Staat.

7.2    Verweerster dient het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.1 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het dekenbezwaar gegrond;

-    legt aan verweerster de maatregel van schorsing voor de duur van twee weken op;

-    bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerster de navolgende algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;

-     stelt als algemene voorwaarde dat verweerster zich binnen de hierna te melden proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

-     stelt de proeftijd op een periode van twee jaren, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt.

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2.

 

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. H.E. Meerman en A.J.N van Stigt, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 september 2020.