Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-09-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2020:145

Zaaknummer

19-676/DH/DH

Inhoudsindicatie

Verzet niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 14 september 2020 in de zaak 19-676/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 22 januari 2020 op de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerder

gemachtigde: mr. dr. J. Lintz

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 15 februari 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 27 september 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K032 2019 ar/sh van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 22 januari 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 22 januari 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 22 februari 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 22 februari 2020 ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van 6 juli 2020 van de raad. Daarbij waren klager en verweerder, vergezeld van zijn kantoorgenoot en gemachtigde mr. dr. J. Lintz aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich niet met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, kan verenigen.

2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

 

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

 

4    BEOORDELING

4.1    Op grond van artikel 46h, eerste lid, van de Advocatenwet kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van de voorzittersbeslissing daartegen verzet worden ingesteld.

4.2    De raad heeft het verzetschrift van klager ontvangen op 22 februari 2020. Dat is te laat, omdat het verzetschrift op grond van het bepaalde in artikel 46h Advocatenwet binnen 30 dagen na 22 januari 2020, dus uiterlijk op 21 februari 2020, ingediend had moeten worden. Klager heeft ter zitting gesteld van mening te zijn dat het verzet tijdig was ingediend, aangezien het verzetschrift voordat de griffie de volgende dag opende aldaar was ontvangen. De raad volgt hem daarin niet; het verzet had vóór 22 februari 2020 te 00.00 uur moeten worden ingediend. Klager heeft verder niet toegelicht waarom het verzet te laat is ingediend. De raad heeft aldus niet kunnen vaststellen dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.

4.3    De raad komt tot de slotsom dat de termijnoverschrijding valt in de risicosfeer van klager en verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

 

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens en A.B. Baumgarten, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 september 2020.