Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-09-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2020:65

Zaaknummer

20-049/DB/LI

Inhoudsindicatie

 Het recht om een klacht in te dienen is een persoonlijk recht waarvoor geen toestemming van een bewindvoerder is vereist. De zoon van klaagster heeft een machtiging van klaagster overgelegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om klaagster te vertegenwoordigen in een klachtprocedure bij de raad van discipline.

Inhoudsindicatie

Advocaat heeft de belangen van klaagster naar behoren behartigd. Voor zover de klacht betrekking heeft op de behartiging van de belangen van de kinderen is deze niet-ontvankelijk nu de klacht niet mede namens de kinderen van klaagster is ingediend. Niet gebleken dat klaagster onbekwaam is en een dergelijke machtiging niet zou kunnen verlenen.

Inhoudsindicatie

Ged. niet-ontvankelijk, gedeeltelijk ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch

van 7 september  2020

in de zaak 20-049/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

 

over:

 

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 26 mei 2019 heeft de zoon van klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) namens klaagster een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 24 januari 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K19-082 van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 6 juli 2020. Daarbij was verweerder aanwezig. De gemachtigde van klaagster heeft per email van 24 juni 2020 om aanhouding van de zitting verzocht. De griffier van de raad heeft de gemachtigde van klaagster per email van 29 juni 2020 bericht dat de raad in zijn email geen aanleiding zag om de mondelinge behandeling aan te houden. Klaagster en haar gemachtigde zijn ter zitting niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9. Ook heeft de raad kennisgenomen van de brief van verweerder van 26 februari 2020, met bijlage.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Klaagster is ingevolge de beschikking van de rechtbank op 30 december 2016 in een verpleeginrichting opgenomen. De rechtbank heeft bij beschikking van 20 januari 2017 machtiging verleend voor opname in een verpleeginrichting voor de periode van 20 januari 2017 tot 20 juli 2017.

2.3    Bij beschikking van de kantonrechter van 13 juli 2017 zijn de goederen van klaagster onder bewind gesteld en is ten behoeve van klaagster een mentorschap ingesteld.

2.4    Klaagster was huurder van een woning. Zij woonde daar samen met haar twee kinderen. De kinderen van klaagster waren geen mede- of onderhuurders van de woning. De bewindvoerder heeft op 21 juli 2017 de huur van de door klaagster gehuurde woning opgezegd per 21 augustus 2017. De bewindvoerder heeft in december 2017 een kort geding tegen de kinderen van klaagster aanhangig gemaakt  en ontruiming van de woning gevorderd. De voorzieningenrechter heeft bij -uitvoerbaar bij voorraad- vonnis van 3 januari 2018 de kinderen van klaagster veroordeeld de woning binnen twee maanden te ontruimen. Verweerder heeft in deze procedure de bewindvoerder als advocaat bijgestaan.

2.5    De zoon van klaagster heeft per email van 14 mei 2019 aan de bewindvoerder verzocht hem toestemming en opdracht aan een advocaat te verlenen om namens klaagster tuchtrechtklachten in te dienen bij het Medisch Tuchtcollege te Eindhoven. De bewindvoerder heeft per email van 16 mei 2019 geantwoord dat zij geen toestemming verleende aan de zoon van klaagster dan wel zijn zus om een klacht in te dienen bij het Medisch Tuchtcollege, omdat zij daartoe geen noodzaak zag.

2.6    De zoon van klaagster heeft op 26 mei 2019 een klacht over verweerder bij de deken ingediend. De zoon van kaagster heeft een machtiging van klaagster d.d. 18 mei 2019 overgelegd.

2.7    De klachtenfunctionaris heeft per email van 6 juni 2019 aan de bewindvoerder verzocht hem te berichten of zij de zoon van klaagster had gemachtigd dan wel aan klaagster toestemming had gegeven om via haar zoon een klacht tegen verweerder in te dienen. De bewindvoerder schreef per email van 6 juni 2019 het volgende : “Door ons is geen goedkeuring verleend tot het inschakelen van een advocaat aan mevrouw dan wel een machtiging aan zoon of dochter.” De bewindvoerder heeft per email van 24 februari 2020 desgevraagd het volgende aan verweerder geschreven: “Hierbij laat ik je weten dat wij als (…..) bewind vinden dat de belangen inzake de huurkwestie rondom de zaak (naam klaagster) goed zijn behartigd. Wij hebben geen toestemming dan wel volmacht afgegeven dat de kinderen namens hun moeder (naam klaagster) een klacht konden indienen bij de orde van advocaten, wij staan hier ook niet achter. Kijkend naar de medische gegevens (dementie) en dagrapportage over de gesteldheid is (naam klaagster) niet in staat haar kinderen te verzoeken een klacht in te dienen, zij zal niet weten waar deze zaak over gaat.”

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.

Verweerder heeft de belangen van klaagster en van haar kinderen niet naar behoren behartigd. Verweerder heeft ten onrechte een kort geding tot ontruiming aangespannen tegen de kinderen van klaagster, waardoor klaagster haar woning kwijt is, zij een schuld heeft van € 10.000,00 en eigen bijdragen heeft moeten betalen, hetgeen tot vermogensrechtelijk voordeel van verweerder heeft geleid.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5    ONTVANKELIJKHEID VAN DE KLACHT

5.1    Verweerder heeft in zijn verweer naar voren gebracht dat door de bewindvoerder geen toestemming is verleend om tegen hem een klacht in te dienen en dat klaagster niet in staat moet worden geacht een machtiging te verstrekken aan haar zoon om tegen verweerder een klacht in te dienen. Vast staat dat klaagster onder bewind is gesteld. De taak van de bewindvoerder is om beslissingen te nemen betreffende geld en goederen. Het recht om een klacht in te dienen is een persoonlijk recht waarvoor geen toestemming van een bewindvoerder is vereist. Voorts heeft de zoon van klaagster een machtiging van klaagster overgelegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om klaagster te vertegenwoordigen in een klachtprocedure bij de raad van discipline. Dat klaagster wilsonbekwaam is en een degelijke machtiging niet zou kunnen verlenen kan de raad op grond van de aan de raad overgelegde stukken niet vaststellen. De raad neemt daarom de namens klaagster ingediende klacht in behandeling.

5.2    De klacht is door de zoon van klaagster namens klaagster ingediend. De klacht is ontvankelijk voor zover deze betrekking heeft op de behartiging van de belangen van  klaagster. Voor zover de klacht betrekking heeft op de behartiging van de belangen van de kinderen van klaagster is deze niet ontvankelijk, nu de klacht niet mede namens de kinderen is ingediend.

 

6    BEOORDELING

6.1    De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat erop gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen procestukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen.

6.2    Verweerder heeft in opdracht van de bewindvoerder van klaagster een kort geding tegen de kinderen van klaagster aanhangig gemaakt en ontruiming van de woning van klaagster door de kinderen gevorderd. De raad kan op grond van de aan de raad overgelegde stukken niet vaststellen dat verweerder de belangen van klaagster daarbij niet naar behoren heeft behartigd. Verweerder heeft gemotiveerd uiteengezet op grond van welke omstandigheden keuzes zijn gemaakt. Verweerder heeft namens klaagster ontruiming van de woning door de kinderen van klaagster gevorderd, welke vordering is toegewezen. Niet valt in te zien dat verweerder hiermee de belangen van klaagster niet naar behoren heeft behartigd.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht niet-ontvankelijk voor zover deze betrekking heeft op het optreden van verweerder jegens de kinderen van klaagster en voor het overige ongegrond;

Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, voorzitter, mrs. N.M. Lindhout-Schot en H.C.M. Schaeken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar .op 7 september 2020.

 

Griffier                                                        Voorzitter

 

Verzonden op: 7 september 2020