Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-09-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2020:200

Zaaknummer

20-672/A/A/W

Inhoudsindicatie

Wrakingsverzoek kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Wrakingskamer van de

Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 14 september 2020

in de zaak 20-672/A/A/W

naar aanleiding van het verzoek tot wraking van na te noemen tuchtrechters, ingediend door:

verzoekers

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (hierna: de raad) zijn twee klachtzaken aanhangig onder nummers 20-090/A/A en 20-091/A/A met verzoekers als klagers en mr. W respectievelijk mr. B als verweerders.

1.2    Bij beslissing van 23 maart 2020 heeft de voorzitter van de raad de klachten kennelijk ongegrond verklaard. Hiertegen zijn verzoekers in verzet gegaan. De raad heeft de behandeling van de verzetzaken vervolgens gepland op de zitting van 15 september 2020.

1.3    Bij brief van 20 augustus 2020 heeft de griffie van de raad de samenstelling van de raad aan verzoekers meegedeeld (mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. R. Lonterman en K. Straathof, leden en mr. A.E. van Oost, griffier).

1.4    Bij per e-mail gestuurde brief aan de raad van 20 augustus 2020 hebben verzoekers mr. Lonterman verzocht zich te verschonen.

1.5    Bij e-mail van 24 augustus 2020 heeft de griffie van de raad verzoekers het volgende meegedeeld:

“Uw brief d.d. 20 augustus 2020 hebben wij ontvangen.

Naar aanleiding hiervan kan ik u namens mr. Lonterman onderstaande berichten:

“Van 2008 tot 2010 heeft [mr. X.] inderdaad op het briefpapier van mijn toenmalige kantoor gestaan. Er was sprake van een kostenmaatschap; met haar praktijkvoering heb ik geen bemoeienis gehad. Dat geldt ook voor haar bijstand aan [verzoeker 2]. Het enige dat ik weet, is dat er een geschil tussen hen is gerezen en dat dit heeft geresulteerd in een procedure bij onze raad en een civiele procedure. Van de uitkomsten van beide procedures ben ik niet op de hoogte.

Ik zie niet in hoe er onder deze omstandigheden aan mijn objectiviteit getwijfeld zou kunnen worden. In het verlengde hiervan zie ik geen aanleiding tot verschoning over te gaan. Vooralsnog zie ik voorts ook geen enkele link tussen de huidige verzetzaak en [mr. X X].”

Ook de voorzitter, mr. C. Kraak, ziet geen bezwaren.”

1.6    Hierop hebben verzoekers bij per e-mail gestuurde brief van 27 augustus 2020 gereageerd. Bij e-mail van 2 september 2020 heeft de griffier verzoekers het volgende meegedeeld:

“Ik heb uw brief van 27 augustus jl. voorgelegd aan mr. Lonterman. Hij ziet daarin geen aanleiding terug te komen op zijn eerder ingenomen standpunt. Belangrijkste argument daarbij is dat er geen enkele link is tussen de verzetzaken die op 15 september a.s. behandeld zullen worden en [mr. X]. Zij speelt in die zaken geen enkele rol.”

1.7    Bij op 2 september 2020 ter griffie van de raad ingekomen verzoekschrift hebben verzoekers de wraking verzocht van mrs. Kraak en Lonterman (hierna samen: de tuchtrechters).

1.8    De tuchtrechters hebben niet berust in de wraking.

1.9    De wrakingskamer van de raad (hierna: de wrakingskamer) heeft bij zijn beslissing kennisgenomen van de dossierstukken.

2    BEOORDELING

2.1    Op grond van artikel 47 Advocatenwet en artikel 512 Wetboek van Strafvordering is wraking van een tuchtrechter mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2.2     Van dergelijke feiten en omstandigheden kan sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij of van het voorliggend geschil. Wraking is verder mogelijk als feiten en omstandigheden betreffende de persoon van de tuchtrechter, los van diens subjectieve instelling, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is. Bij dat laatste is ook van belang dat de schijn van partijdigheid wordt vermeden. Elke tuchtrechter wordt uit hoofde van zijn aanstelling vermoed onpartijdig te zijn. Dit is alleen anders als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de tuchtrechter in kwestie vooringenomen is tegen verzoeker, althans dat de vrees daarvoor bij verzoeker objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer zal onderzoeken of dergelijke feiten en omstandigheden door verzoeker zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden.

2.3    Verzoekers hebben, zakelijk weergegeven, aan het wrakingsverzoek het volgende ten grondslag gelegd. Mr. Lonterman is kantoorgenoot geweest van mr. X. Mr. X heeft verzoeker 2 als advocaat bijgestaan van 19 februari 2008 tot 25 augustus 2009. Dit heeft geleid tot een tuchtklacht van verzoeker 2 tegen mr. X en een civiele procedure. Nu mr. X, met wie verzoeker 2 dus diverse conflicten heeft gehad, kantoorgenoot van mr. Lonterman is geweest, kan niet per definitie uitgegaan worden van objectiviteit van mr. Lonterman richting verzoeker 2 en kan de rechterlijke onpartijdigheid schade leiden. Mr. Kraak ziet als voorzitter van de raad geen bezwaar tegen mr. Lonterman als lid. Daarmee is zij in feite ook partij geworden. Verzoekers wijzen tot slot op de klaarblijkelijke minachting van leden van de raad voor hun als persoon, aldus nog steeds verzoekers.

2.4     De wrakingskamer overweegt als volgt. Ter beoordeling ligt de vraag voor of sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake. Het enkele feit dat mr. Lonterman van 2008 tot 2010 een kantoor deelde met mr. X, met wie verzoeker 2 in conflict is geraakt en in verschillende procedures verwikkeld is geweest, is daartoe onvoldoende. Zoals mr. Lonterman in zijn reactie op het verschoningsverzoek van 20 augustus 2020 terecht heeft aangevoerd is niet gebleken van enige link tussen de verzetzaken tegen mr. W en mr. B, die op de zitting van 15 september 2020 staan gepland, en mr. X. Bovendien dateert de kostenmaatschap tussen mr. Lonterman en mr. X meer dan tien jaar geleden. Het verzoek voor zover gericht tegen mr. Lonterman is dan ook kennelijk ongegrond. Datzelfde geldt voor het verzoek voor zover gericht tegen mr. Kraak, nu het niet aan de voorzitter is om te bepalen of een lid-advocaat zich dient te verschonen en ook overigens niet valt in te zien hoe haar mededeling dat zij geen bezwaren ziet in het kader van het besluit van mr. Lonterman om zich niet te verschonen afbreuk zou doen aan haar onpartijdigheid ten gronde.

2.5    De wrakingskamer zal, gelet op artikel 4 van het Wrakingsprotocol raden van discipline, het verzoek zonder behandeling ter zitting afwijzen.

2.6    Het voorgaande betekent dat de op 15 september 2020 bepaalde zitting onverkort doorgang kan vinden.

BESLISSING

De wrakingskamer:

- verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. D. Horeman en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2020.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op 14 september 2020

mededelingen van de griffier ter informatie:

Verzending

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.