Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-09-2020

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2020:191

Zaaknummer

200152

Inhoudsindicatie

Artikel 13 beklag. Klager wil een advocaat voor een arbeidsrechtelijke kwestie bij de kantonrechter. Hij stelt dat hij door lichamelijke en psychische klachten niet in staat is om een complexe procedure als een getuigenverhoor zonder advocaat te kunnen voeren en dat de procedure voor hem en zijn gezin van groot belang is welke situatie niet vergeleken kan worden met een andere normale zaak voor de kantonrechter. De verplichting voor de deken om op grond van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen geldt alleen voor personen die een advocaat zoeken voor een procedure waarbij een advocaat verplicht is of voor een procedure waarin zij uitsluitend door een advocaat kunnen worden bijgestaan. De wet biedt geen ruimte voor de deken om hierin een andere keuze te maken. Het beklag wordt afgewezen.

Uitspraak

BESLISSING                             

                         

van 21 september 2020

in de zaak 200152

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Den Haag

de deken

 

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen bij brief van 25 juni 2020. Bij e-mailbericht van 29 juni 2020 heeft klager beklag gedaan tegen de beslissing van de deken.

   

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het beklag is per e-mailbericht op 29 juni 2020 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Het hof heeft verder kennis genomen van het verweer van de deken.

2.3    Per e-mailbericht van 30 juli 2020 is de samenstelling van de kamer en de uitspraakdatum aan partijen bericht.

2.4    De deken heeft bij e-mail van 20 augustus 2020 bericht dat op de geplande mondelinge behandeling namens de deken niemand zal verschijnen. De deken laat weten zijn standpunt zoals verwoord in zijn beslissing van 25 juni 2020 en zijn verweer te handhaven en heeft aan de inhoud daarvan niets toe te voegen.

2.5    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 21 augustus 2020. Klager was op de zitting aanwezig en heeft een toelichting op zijn beklag  gegeven.

 

3    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

3.1    In oktober 2019 is klager door zijn werkgever op staande voet ontslagen. Klager is hiertegen een arbeidsrechtelijke procedure gestart bij de kantonrechter in Gouda. Hij werd bijgestaan door een advocaat, mr. [naam advocaat]. Inmiddels is in een tussenvonnis een getuigenverhoor bepaald. Klager is van mening dat deze advocaat zijn zaak niet goed heeft behandeld en zoekt een andere advocaat om zijn zaak voort te zetten.

3.2    Begin juni 2020 heeft klager telefonisch contact opgenomen met de deken. De deken heeft de inhoud van dit gesprek bevestigd bij e-mailbericht van 9 juni 2020. In dit e-mailbericht staat onder meer:

“(…) Tijdens het gesprek bleek dat u een advocaat zoekt voor een procedure bij de kantonrechter over uw ontslag op staande voet. (…) Ik heb u uitgelegd het voor een procedure bij de kantonrechter niet verplicht is om een advocaat te hebben. Dat betekent dat artikel 13 niet van toepassing is op uw situatie. De deken is daarom niet bevoegd om in uw situatie een advocaat aan te wijzen.

Ik heb u gewezen op de website www.zoekeenadvocaat.nl. Op deze website kunt u zoeken op rechtsgebied (in uw geval op arbeidsrecht) en op plaats. (…)”

3.3    Op 2 en 3 juni 2020 heeft klager aan zeven advocaten een e-mailbericht gestuurd met het verzoek hem bij te staan in de arbeidsrechtelijke kwestie met zijn werkgever. Deze aangeschreven advocaten hebben dit verzoek afgewezen.

3.4     In het e-mailbericht van klager van 22 juni 2020 aan de deken staat onder meer: “(…) De laatste stand van zaken

1. Er is namens mijn op 23-03-2020 een akte ingediend bij de rechtbank, akte van arbeidsongeschiktheid van de werknemer. 2. De werkgever heeft op 12-05-2020 een antwoordakte opgesteld als reactie op mijn akte van arbeidsongeschiktheid. 3. De kantonrechter heeft een terechtzitting bepaald voor het getuigenverhoor op 24-07-2020 om 14.30 uur.

Gezien mijn psychische klachten en beperkingen ben ik absoluut niet in staat om zelfstandig bij de rechtbank deze zaak voor mij en mijn gezin van levensbelang verder af te handelen. Daarom verzoek ik u als de belangrijkste man van dit belangrijke instituut mij een nieuwe advocaten aan te wijzen om mij bij te staan zodat ik als rechtzoekende in deze kwetsbare positie en onder deze zware omstandigheden tot mijn recht zou kunnen komen. (…) In de afgelopen twee weken heb ik meer dan tien advocaten gemaild. Ik heb geen advocaat kunnen vinden die bereid om mij als rechtzoekende bij te staan. Ik verwijs u hiervoor naar mijn e-mailbericht en hun antwoord. (…) Dat het voor een procedure bij de kantonrechter niet verplicht is om een advocaat te hebben, is voor mijn rechtszaak en naar mijn diepste overtuiging niet voldoende. (…) Het getuigenverhoor is zeer complex en technische zaak. Daarom is het noodzakelijk om een ervaren advocaat hebt die de procedures, wettelijke verplichtingen tijdens he getuigenverhoor goed kent en de regels en afspraken tijdens het getuigenverhoor goed kent. Anders hakken ze, deze partijdige kantonrechter en ook de gemene advocaat van de werkgever, me tijdens de terechtzitting op 24-07-2020 in de pan.(…)”

3.5    De deken heeft diezelfde dag op dit e-mailbericht gereageerd en klager om nadere informatie verzocht. Klager heeft een uur later gereageerd en nadere informatie aan de deken verstrekt.

3.6    Bij beslissing van 25 juni 2020 heeft de deken aan klager bericht dat hij niet overgaat tot aanwijzing van een advocaat omdat artikel 13 Advocatenwet alleen geldt voor personen die een advocaat zoeken voor een procedure waarbij een advocaat verplicht is of voor een procedure waarin zij alleen door een advocaat kunnen worden bijgestaan.

 

4    BEOORDELING

4.1    Het beklag van klager houdt in dat hij door zijn ernstige psychische klachten en beperkingen niet in staat is om de procedure tegen zijn voormalig werkgever zonder advocaat te voeren. Er vindt een getuigenverhoor plaats, wat de zaak complex maakt. Klager heeft geen kennis van de regels en procedures die daarbij horen. Daar komt bij dat hij en zijn gezin zeer afhankelijk zijn van het resultaat van deze rechtszaak. Volgens klager is er sprake van een schrijnende situatie die niet vergeleken kan worden met een normale zaak bij de kantonrechter.

4.2    Bij brief van 21 juli 2020 heeft de deken verweer gevoerd. De deken verwijst naar zijn beslissing van 25 juni 2020 en stelt dat de gronden die klager aanvoert niets afdoen aan de omstandigheid dat de situatie zoals bedoeld in artikel 13 Advocatenwet zich hier niet voordoet.

4.3    Het hof overweegt als volgt. Artikel 13 lid 1 Advocatenwet bepaalt dat de deken van de orde van advocaten in het arrondissement waar de zaak moet dienen een advocaat kan aanwijzen aan de rechtzoekende die niet of niet tijdig een advocaat bereid vindt hem of haar zijn diensten te verlenen in een zaak, waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven dan wel bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden.

4.4    Het hof oordeelt, gelet op het in artikel 13 van de Advocatenwet gegeven toetsingskader, dat de beslissing tot afwijzing van het verzoek van klager om aanwijzing van een advocaat stand houdt. Het hof begrijpt dat klager het belangrijk vindt dat hij in de arbeidsrechtelijke kwestie bij de kantonrechter wordt bijgestaan door een advocaat. Echter is bijstand van een advocaat niet verplicht bij een procedure voor de kantonrechter. De verplichting voor de deken om op grond van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen geldt alleen voor personen die een advocaat zoeken voor een procedure waarbij een advocaat verplicht is of voor een procedure waarin zij uitsluitend door een advocaat kunnen worden bijgestaan. De wet biedt de deken geen mogelijkheid om een advocaat aan te wijzen voor andere zaken. De argumenten die klager heeft aangedragen maken dit niet anders. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van 29 juni 2020 van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.J. Louter, L.H. Rammeloo, A.P. Wessels en J.E. Soeharno, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2020.

griffier    voorzitter            

De beslissing is verzonden op 21 september 2020.