Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-09-2020
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2020:199
Zaaknummer
200174
Inhoudsindicatie
Artikel 13 beklag. Klager heeft, ten tijde van de behandeling van zijn aanwijzingsverzoek door de deken, een advocaat bereid gevonden hem bij te staan in (het verdere verloop van) de procedure. Hierdoor heeft klager geen belang (meer) bij de behandeling van zijn aanwijzingsverzoek en dient zijn beklag reeds daarom ongegrond te worden verklaard.
Uitspraak
BESLISSING
van 28 september 2020
in de zaak 200174
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
mr. A.B. van Rijn
Deken van de Orde van Advocaten
In het arrondissement Den Haag
de deken
1 HET BEKLAG
1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met zijn beslissing van 3 juli 2020. Klager heeft een klaagschrift d.d. 28 juli 2020 tegen de beslissing van de deken ingediend bij het hof.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beklag is op 28 juli 2020 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier:
- twee e-mails van 3 augustus 2020 en een e-mail van 18 augustus 2020 van klager;
- het verweerschrift met vijf bijlagen van de deken d.d. 13 augustus 2020.
2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.
2.4 Bij brief d.d. 15 september 2020 heeft de griffie van het hof partijen laten weten dat op 28 september 2020 uitspraak zal worden gedaan.
3 FEITEN
Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.1 Klager heeft de deken gevraagd een advocaat aan te wijzen om hem bij te staan in een erfeniskwestie.
3.2 De deken heeft dit verzoek geweigerd.
3.3 Nadat klager zich hierover op 28 juli 2020 heeft beklaagd bij het hof, heeft klager in zijn e-mail van 3 augustus 2020 11.17 uur laten weten dat hij alsnog een advocaat heeft gevonden die bereid is hem bij te staan.
3.4 Bij e-mail van 3 augustus 2020 15.40 uur heeft de griffie van het hof klager het volgende bericht:
“Hierbij bevestig ik de ontvangst van uw e-mail d.d. 3 augustus 2020.
Namens de griffier bericht ik u als volgt.
Ik lees dat u inmiddels een advocaat heeft gevonden. Kan de griffie van het hof hieruit opmaken dat uw zaak (200174) bij ons gesloten kan worden? Zo niet, wil ik u verzoeken duidelijk aan te geven wat u van het hof verwacht.”
3.5 Bij e-mail van 3 augustus 2020 17.03 uur bericht klager onder meer het volgende:
“De hele handel en wandel vormde een maandenlange (ongrondwettelijke) aanslag op (de kwaliteit van) mijn leven. Ik neem aan dat zoiets ook anderen overkomt, of overkomen kan. De grondwet door een juridisch publiek orgaan naar eigen hand te zetten is geen spreekwoordelijke katte(n)pis.
Ik verwacht van het hof dat hierin na gedegen behandeling van klacht een evenzeer gedegen uitspraak over doet.”
3.6 Bij e-mail van 4 augustus 2020 heeft de griffie van het hof klager het volgende bericht:
“Namens de griffier bericht ik u als volgt.
Uit uw e-mailbericht d.d. 3 augustus 2020, begrijp ik dat u een advocaat heeft gevonden, dus dat er van een artikel 13 procedure geen sprake is. Tevens begrijp ik uit uw berichtgeving dat u ontevreden bent over de handelwijze van de Deken. Kunt u nader toelichten waarop u uw ontevredenheid baseert?”
3.7 Bij e-mail van 8 augustus 2020 bericht klager onder meer het volgende:
“Dank voor de uiteenzetting. Ook voor de getoonde interesse. Kan ik, doe ik graag, al is het maar voor het therapeutisch gehalte, en als morele plicht. Als er tijd en ruimte voor vind. Eén tipje van de spreekwoordelijke sluier wil ik wel alvast aan u kwijt. Ten aanzien van de krenkende riooladvocatuur zoals binnen de gelederen der orde wordt gebezigd, heb ik mij inmiddels genoopt gezien strafrechtelijke aangifte te doen. In het verleden nationaal zo nu en dan procederende, springen de Haagsche kringen in juridisch-negatieve zin bovenuit. Bij het inschatten van proceskansen schijnt men de één of andere hete adem in de nek te voelen waardoor men niet meer objectief lijkt te kunne[n] functioneren. (…)”
4 BEOORDELING
4.1 Het hof overweegt het volgende. Uit de onder 3. aangehaalde correspondentie leidt het hof af dat klager een beslissing wenst op zijn beklag. Het hof zal daartoe overgaan.
4.2 Klager heeft, ten tijde van de behandeling van zijn aanwijzingsverzoek door de deken, een advocaat bereid gevonden hem bij te staan in (het verdere verloop van) de procedure. Hierdoor heeft klager geen belang (meer) bij de behandeling van zijn aanwijzingsverzoek en dient zijn beklag reeds daarom ongegrond te worden verklaard.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 3 juli 2020 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. M.P.C.J. van Bavel en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2020.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 28 september 2020.