Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-09-2020
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2020:190
Zaaknummer
200118
Inhoudsindicatie
Art 13 beklag. Het feit dat klager het niet eens is met de beschikking van de kantonrechter en daarin mogelijk feitelijke onjuistheden kan aanwijzen, maakt niet dat een hoger beroep juridisch ook kansrijk is. Met de deken ziet het hof geen aanleiding om te oordelen dat aan klager ten tweede male een advocaat zou moeten worden aangewezen. Het beklag is afgewezen.
Uitspraak
BESLISSING
Van 11 september 2020
in de zaak 200118
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klager heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen bij brief van 30 maart 2020. Bij e-mailbericht van 7 april 2020 heeft klager beklag gedaan tegen de beslissing van de deken.
2 HET GEDING BIJ HET HOF
2.1 Het beklag is per e-mailbericht op 7 april 2020 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van het verweer van de deken en het e-mailbericht van klager van 21 juni 2020.
2.3 Per mail van 21 juli 2020 is de samenstelling van de kamer en de uitspraakdatum aan partijen bericht.
3 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
3.1 Tijdens zijn werkzaamheden als docent lichamelijke opvoeding is klager op
14 september 2007 tijdens een softballes ten val gekomen, met onder meer knieletsel tot gevolg. Daarop is hij blijvend arbeidsongeschikt geraakt. Klager heeft zijn werkgever aansprakelijk gesteld en is een kantongerechtprocedure begonnen, die is geëindigd met een beschikking van 24 januari 2020. Alle vorderingen van klager zijn afgewezen. Klager wenst daartegen rechtsmiddelen aan te wenden en heeft daartoe op 21 februari 2020 aan de deken verzocht om hem ingevolge artikel 13 van de Advocatenwet een advocaat toe te wijzen. Bij beslissing van
2 maart 2020 heeft de deken mr. [naam advocaat], advocaat te [vestigingsplaats], aangewezen om klager te adviseren en hem eventueel verdere rechtshulp in de zaak te verlenen.
3.2 Bij e-mailbericht van 5 maart 2020 heeft mr. [naam advocaat], na bestudering van de stukken en een gesprek met klager en zijn echtgenote, aan de deken laten weten dat een hoger beroep bij het gerechtshof naar zijn mening onvoldoende kans van slagen heeft. Dit standpunt heeft hij, desgevraagd door de deken, bij e-mail van
11 maart 2020 voorzien van een onderbouwing.
3.3 Bij e-mailbericht van 5 maart 2020 heeft klager opnieuw aan de deken gevraagd om een advocaat aan te wijzen. Daarbij heeft hij – wederom – uitvoerig uiteengezet wat er feitelijk allemaal niet deugt aan de beschikking van de kantonrechter, hetgeen een hoger beroep zou rechtvaardigen.
3.4 Bij besluit van 30 maart 2020 heeft de deken dit verzoek afgewezen. Daartegen heeft klager, bij e-mailbericht van 7 april 2020 beklag gedaan.
4 BEOORDELING
4.1 Het beklag van klager houdt in dat de deken eerst wel een advocaat met toevoeging heeft aangewezen, maar daarna heeft afgewezen. Klager stelt meerdere advocaten (8 stuks) te hebben geraadpleegd. Allen hebben na het bekijken van de zaak de zaak niet willen aannemen. Maar niemand heeft gezegd dat het geen haalbare zaak is. De advocaat, mr. [naam advocaat], gaat alleen uit van het moment van het ongeval, en heeft niet naar het bredere plaatje gekeken. Het gaat er nog om dat de werkgever zijn zorgplicht jegens klager heeft geschonden. Daarover hebben de kantonrechter noch mr. [naam advocaat] zich uitgelaten.
4.2 Bij brief van 11 juni 2020 heeft de deken verweer gevoerd. Daarin schetst hij de voorgeschiedenis van het beklag en handhaaft hij zijn in het besluit van
30 maart 2020 ingenomen standpunt. Met name gelet op de inhoud van de beschikking van de kantonrechter van 24 januari 2020 en de visie van
mr. [naam advocaat], expert op het gebied van letselschade, ziet hij geen aanleiding om een tweede keer een advocaat aan te wijzen.
4.3 Het hof overweegt als volgt. Artikel 13 lid 1 Advocatenwet bepaalt dat de deken van de orde van advocaten in het arrondissement waar de zaak moet dienen een advocaat kan aanwijzen aan de rechtzoekende die niet of niet tijdig een advocaat bereid vindt hem of haar zijn diensten te verlenen in een zaak, waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven dan wel bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden. Op grond van artikel 13 lid 2 Advocatenwet kan de deken het verzoek alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen redelijke kans van slagen heeft.
4.4 Het hof oordeelt, gelet op het in artikel 13 van de Advocatenwet gegeven toetsingskader, dat de beslissing tot afwijzing van het verzoek van klager om aanwijzing van een advocaat stand houdt. Het feit dat klager het niet eens is met de beschikking van de kantonrechter en daarin mogelijk feitelijke onjuistheden kan aanwijzen, maakt niet dat een hoger beroep juridisch ook kansrijk is. Met de deken ziet het hof geen aanleiding om te oordelen dat aan klager ten tweede male een advocaat zou moeten worden aangewezen.
4.5 Nu het hof in het dossier ook overigens geen aanknopingspunten heeft gevonden om de beslissing van de deken voor onjuist te houden, zal het beklag worden afgewezen.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van 7 april 2020 van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans en I.P.A. van Heijst , leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2020.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 11 september 2020.