Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-09-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2020:63
Zaaknummer
19-848/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Advocaat in hoedanigheid van deken niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 7 september 2020
in de zaak 19-848/DB/ZWB
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline van 6 maart 2020 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 4 juli 2019 heeft klager bij de griffier van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag een klacht ingediend over verweerder. De griffier van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag heeft de klacht van klager bij brief van 5 juli 2019 doorgezonden aan de griffier van het Hof van Discipline. De plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline heeft bij beslissing van 29 juli 2019 voor onderzoek van de klacht de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant aangewezen.
1.2 Op 13 december 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K19-084 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 6 maart 2020 heeft de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 12 maart 2020 verzonden aan partijen.
1.4 Op 16 maart 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 17 maart 2020 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 6 juli 2020. Daarbij was verweerder aanwezig. Klager heeft de raad per email van 5 juli 2020 om 21:56 uur verzocht om de mondelinge behandeling middels een telefonische conferentie te doen plaatsvinden. De griffier van de raad heeft klager per email van 6 juli 2020 om 10. 36 uur bericht dat de raad in zijn email van 5 juli 2020 geen aanleidng ziet om zijn verzoek te honoreren. Klager is ter zitting niet verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
De klacht is verkeerd begrepen en niet geheel onderzocht.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgrond niet slaagt; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, voorzitter, mrs. N.M. Lindhout-Schot en H.C.M. Schaeken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar .op 7 september 2020.
Verzonden op: 7 september 2020