Rechtspraak
Uitspraakdatum
31-08-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2020:60
Zaaknummer
20-134/DB/OB
Inhoudsindicatie
Klager heeft gesteld dat het verweerster niet vrij stond om als vereffenaar op te treden omdat hij, voordat zij werd benoemd, meerdere keren telefonisch had benaderd voor advies en haar daarbij vertrouwelijke informatie heeft gegeven. Verweerster heeft die gesprekken betwist. Omdat de raad geen feiten heeft kunnen vaststellen die de conclusie rechtvaardigen dat het verweerster niet vrijstond om als vereffenaar op te treden is de klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 31 augustus 2020
in de zaak 20-134/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 29 mei 2019 heeft klagers gemachtigde bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 20 februari 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48|19|051K van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 29 juni 2020. Daarbij waren klager, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerster, vergezeld van haar kantoorgenoot mr. S, aanwezig.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klagers moeder, mevrouw S-B, is op 6 februari 2018 overleden. Klagers vader is overleden op 22 maart 2009.
2.3 Tussen klagers broer en klagers zus is een gerechtelijke procedure aanhangig geweest bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
2.4 Klager heeft driemaal telefonisch contact opgenomen met verweersters kantoor. Op 5 oktober 2018 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden van 14:33 minuten. Op 8 oktober 2018 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden van 3:41 minuten. Eveneens op 8 oktober 2018 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden van 5:20 minuten.
2.5 Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 30 november 2018 is verweerster benoemd tot vereffenaar in de nalatenschap van de moeder van klager.
2.6 Bij brief van 11 januari 2019 heeft verweerster klager bericht dat zij was benoemd tot vereffenaar en heeft zij hem uitgenodigd voor een bespreking op haar kantoor.
2.7 Op 21 januari 2019 heeft tussen klager en verweerster een bespreking plaatsgevonden. Klager heeft bij verweerster aangegeven dat hij het vreemd en vervelend vond dat verweerster als vereffenaar was gaan optreden nadat hij haar telefonisch had gesproken. Verweerster heeft geantwoord dat zij zich de telefoongesprekken niet kon herinneren en dat zij de administratie zou nagaan.
2.8 Bij e-mails van 25 januari 2019 heeft klager nogmaals de positie van verweerster aan de orde gesteld. Bij e-mail van 29 januari 2019 heeft verweerster gereageerd. Verweerster heeft klager bericht dat zij geen enkele herinnering heeft aan telefonisch contact, dat uit haar administratie ook niet blijkt dat zij op enig moment als klagers advocaat heeft opgetreden en dat zij klager in haar hoedanigheid van vereffenaar sommeert om een bedrag van € 297.643,29 aan de nalatenschap te voldoen.
2.9 Klagers advocaat heeft bij brief d.d. 1 april 2019 aan verweerster vragen gesteld en verweersters positie van vereffenaar ter discussie gesteld. Bij brief van 11 april 2019 heeft verweerster gereageerd en gepersisteerd in haar standpunten. Klagers advocaat heeft aangekondigd een klacht bij de deken in te dienen, hetgeen hij bij brief van 29 mei 2019 heeft gedaan.
2.10 Op 29 juli 2019 heeft mevrouw F, klagers partner, een verklaring op papier gezet, waarin zij aangeeft dat klager met haar telefoon heeft gebeld met verweersters kantoor.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.
1. Het stond verweerster niet vrij als vereffenaar op te treden in de nalatenschap van de ouders van klager (gedragsregel 15 en 1 lid 4)
2. Verweerster heeft op ondeugdelijke wijze invulling gegeven aan verplichting tot deugdelijke dossiervorming
3. Als verweerster niet als advocaat van klager heeft opgetreden heeft zij als vereffenaar een andere, tegengestelde relatie gekregen met klager die haar in vertrouwen heeft genomen met informatie in de verwachting dat zij als advocaat zou gaan optreden.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Klager heeft gesteld dat hij een drietal telefoongesprekken met verweerster heeft gevoerd, waarbij hij haar vertrouwelijke informatie heeft gegeven en waarbij zij hem heeft toegezegd hem te zullen bijstaan. Verweerster heeft naar voren gebracht dat zij geen enkele herinnering heeft aan de door klager genoemde telefoongesprekken en heeft bij gebrek aan wetenschap betwist dat zij drie maal met klager heeft gesproken en dat klager haar vertrouwelijke informatie heeft toevertrouwd. Verweerster heeft voorts uitdrukkelijk betwist dat zij aan klager heeft toegezegd voor hem als advocaat te zullen optreden.
5.2 Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht kan de raad niet vaststellen dat klager drie maal telefonisch met verweerster heeft gesproken en haar daarbij vertrouwelijke informatie heeft gegeven, noch dat verweerster aan klager heeft toegezegd dat zij hem zou gaan bijstaan. De door klager overgelegde gegevens afkomstig van de telefoon van mevrouw F en de overgelegde verklaring van mevrouw F bieden hiervoor niet voldoende aanknopingspunten. Ter zitting is door klager aangegeven dat mevrouw F als getuige niet meer kan verklaren dan dat in haar verklaring is opgenomen. Omdat de feitelijke grondslag van de klachtonderdelen 1 en 3 ontbreekt, kunnen deze klachtonderdelen niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klager minder geloof verdient dan het woord van verweerster, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is in deze zaak niet het geval omdat niet vastgesteld kan worden met wie klager heeft gesproken en wat de inhoud van het gesprek was. Er kan dan ook niet vastgesteld worden dat sprake is van vertrouwelijk verstrekte informatie; ter zitting is overigens bevestigd dat (informatie omtrent) de kwestie die heeft geleid tot de door klagers broer en zus aanhangig gemaakte gerechtelijke procedure, reeds bij hen bekend en dus niet vertrouwelijk was. Omdat de raad geen feiten heeft kunnen vaststellen die de conclusie rechtvaardigen dat het verweerster niet vrijstond om als vereffenaar op te treden moeten de klachtonderdelen 1 en 3 ongegrond worden verklaard.
5.3 Omdat de raad niet heeft kunnen vaststellen dat de door klager gestelde telefoongesprekken hebben plaatsgevonden, kan verweerster evenmin tuchtrechtelijk worden verweten dat zij daarvan geen notitie heeft gemaakt. Ook klachtonderdeel 2 is derhalve ongegrond.
5.4 De raad komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. R.M.M. van den Heuvel , voorzitter, mrs. R. van den Dungen en U.T. Hoekstra, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2020.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 31 augustus 2020