Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-09-2020
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2020:187
Zaaknummer
200154
Inhoudsindicatie
Artikel 13 beklag. Naar het oordeel van het hof heeft de deken terecht het aanwijzingsverzoek van klager, voor zover dat ziet op het voeren van een procedure tegen de advocaat van zijn wederpartij, afgewezen omdat een dergelijke procedure geen redelijke kans van slagen heeft. Ook in dit beklag heeft klager geen deugdelijke gronden aangevoerd die aanleiding geven te oordelen dat zo’n procedure wel succes zal hebben. Het hof constateert daarbij dat klager in een kort tijdsbestek drie kansloze aanwijzingsverzoeken aan de deken heeft gedaan in dezelfde dan wel aanverwante kwesties. Het beklag zal dan ook niet tot een andere beslissing leiden en ongegrond worden verklaard.
Uitspraak
BESLISSING
van 11 september 2020
in de zaak 200154
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Noord-Nederland
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen bij brief van 23 juni 2020. Per e-mail van 30 juni 2020 heeft klager - zo begrijpt het hof - beklag gedaan tegen de beslissing van de deken.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beklag is op 30 juni 2020 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Het hof heeft verder kennisgenomen van:
- de reactie van de deken op het beklag;
- de reactie van klager op de reactie van de deken en overige e-mailberichten van klager.
2.3 Het hof heeft partijen per e-mail van 30 juli 2020 bericht dat het hof de zaak op basis van de schriftelijke stukken zal beoordelen en zonder mondelinge behandeling zal af doen. Klager heeft het hof vervolgens per e-mailbericht van 30 juli 2020 verzocht om een mondelinge behandeling. Het hof heeft klager per e-mail van 3 augustus 2020 bericht dat het verzoek om een mondelinge behandeling is afgewezen, omdat uit artikel 3.4 van het procesreglement van het hof volgt dat het hof kan beslissen het beklag van klager op basis van de stukken zonder mondelinge behandeling af te doen. Het hof heeft het beklag in raadkamer beoordeeld.
3 FEITEN
3.1 Klager is sinds 2006 in meerdere procedures verwikkeld tegen [naam ex-huisgenoot], met wie hij tussen 1974 en 1988 heeft samengewoond. Aan klager zijn meerdere straat- en contactverboden opgelegd.
3.2 Op 23 oktober 2019 heeft de deken afwijzend beslist op een eerder, op 15 oktober 2019, door klager ingediend verzoek tot aanwijzing van een advocaat. Klager wenste een advocaat om in hoger beroep te gaan tegen het vonnis van 16 oktober 2019 waarin hem een straat- en contactverbod is opgelegd. Klager is tegen de afwijzing van de deken in beroep gegaan bij het hof. Op 17 april 2020 heeft het hof uitspraak gedaan en het beklag van klager ongegrond verklaard. In deze uitspraak heeft het hof de deken in overweging gegeven een volgend verzoek van klager wegens misbruik van recht buiten behandeling te stellen, omdat klager in een kort tijdsbestek twee ondeugdelijke aanwijzingsverzoeken aan de deken heeft gedaan in deze of aanverwante kwesties.
3.3 Op 10 juni 2020 heeft klager de deken opnieuw verzocht om aanwijzing van een advocaat op grond van artikel 13 Advocatenwet in verband met een executiegeschil waarin de wederpartij wordt bijgestaan door [naam advocaat wederpartij]. Volgens klager is er sprake van misbruik van recht door [naam advocaat wederpartij].
3.4 In e-mailberichten van 16, 17 en 18 juni 2020 schrijft klager aan de deken dat hij aanwijzing van een advocaat wenst inzake een vordering wegens schadevergoeding tegen [naam advocaat wederpartij] op grond van misbruik van procesrecht.
3.5 De deken heeft het verzoek afgewezen. De deken is van oordeel dat niet is gebleken op welke procedure of welk belang het verzoek van klager betrekking heeft, de procedure(s) waarvoor klager de bijstand van een advocaat wenst geen redelijke kans van slagen heeft/hebben en sprake is van misbruik van recht nu in een kort tijdsbestek door klager wederom een verzoek om aanwijzing is ingediend. Klager heeft ondanks verzoeken daartoe bij de deken geen argumenten aangedragen waarom het gewenste executiegeschil dan wel een procedure tegen [naam advocaat wederpartij] kans van slagen zou hebben. Daarnaast verwijst de deken naar zijn eerdere beslissing van 23 oktober 2019 en stelt vast dat klager wederom voor een zelfde, althans aanverwante kwestie aanwijzing van een advocaat verzoekt. De deken neemt de suggestie van het hof als vermeld in de beslissing van 17 april 2020 over en stelt het verzoek wegens misbruik van recht buiten behandeling.
4 BEOORDELING
4.1 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.
4.2 Het bezwaar van klager tegen de beslissing van de deken van 23 juni 2020 richt zich enkel tegen het niet aanwijzen van een advocaat voor een procedure tegen de advocaat van zijn wederpartij. Die advocaat maakt volgens klager misbruik van (proces)recht door tegen hem procedures aan te spannen om klager en zijn levenspartner uit elkaar te houden. Aldus schendt die advocaat artikel 8 van het EVRM.
4.3 Naar het oordeel van het hof heeft de deken terecht het aanwijzingsverzoek van klager, voor zover dat ziet op het voeren van een procedure tegen de advocaat van zijn wederpartij, afgewezen omdat een dergelijke procedure geen redelijke kans van slagen heeft. Ook in dit beklag heeft klager geen deugdelijke gronden aangevoerd die aanleiding geven te oordelen dat zo’n procedure wel succes zal hebben. Het hof constateert daarbij dat klager in een kort tijdsbestek drie kansloze aanwijzingsverzoeken aan de deken heeft gedaan in dezelfde dan wel aanverwante kwesties. Het beklag zal dan ook niet tot een andere beslissing leiden en ongegrond worden verklaard.
4.4 Het hof geeft de deken in overweging een volgend(e) klacht/verzoek van klager over deze dan wel aanverwante kwesties buiten behandeling te stellen.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 23 juni 2020 ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2020.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 11 september 2020.