Rechtspraak
Uitspraakdatum
31-08-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2020:191
Zaaknummer
20-247/A/A
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 31 augustus 2020
in de zaak 20-247/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 4 mei 2020 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 4 maart 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 1 april 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2019-842238 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 4 mei 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op dezelfde dag verzonden aan partijen.
1.4 Op 11 mei 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde dag ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 13 juli 2020. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de e-mails met bijlage van klager aan de raad van 23 mei en 5 juni 2020.
1.7 Bij op 17 juli 2020 ter griffie van de raad ingekomen verzoekschrift heeft klager de wraking verzocht van de voorzitter van de raad, mr. E.J. van der Molen. Bij beslissing van 17 augustus 2020 heeft de wrakingskamer van de raad het wrakingsverzoek afgewezen.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.2 Er is sprake van buitengewoon zeldzame en bijzondere omstandigheden gedurende een lange periode waar klager niets aan kon doen en op grond waarvan de termijn van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet pas in december 2017 is gaan lopen.
2.3 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Klager heeft de raad verzocht verweerder als getuige te horen. De raad ziet hiervoor geen aanleiding, zodat dit verzoek wordt afgewezen. Daarbij is onder meer van belang dat klager geen concrete feiten of omstandigheden heeft gesteld die, indien deze zouden komen vast te staan, tot een andere beslissing over de klacht zouden kunnen leiden.
4.2 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.3 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk bevonden.
4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. M. Bootsma en H.C.M.J. Karskens, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 augustus 2020.
Griffier Voorzitter
Verzonden op 31 augustus 2020
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.