Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-08-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2020:188

Zaaknummer

20-206/A/A

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 24 augustus 2020

in de zaak 20-206/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 20 april 2020 op de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 7 juli 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 23 maart 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2018-975853 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 20 april 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht deels niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde dag verzonden aan partijen.

1.4    Op 10 mei 2020 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde dag ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 13 juli 2020. Daarbij waren klaagster, bijgestaan door J. de Blok, en verweerder aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, kort en zakelijk weergegeven, het volgende in:

2.2    Er is sprake van het laten verworden van een daadwerkelijke behandeling van de klacht tot een louter administratieve procedure.

2.3    De voorzitter had de klacht van klaagster niet bij voorzittersbeslissing mogen afdoen. Er is uiteindelijk sprake van een kennelijke schijnvertoning.

2.4    De beslissing van de voorzitter is niet op uniforme, onafhankelijke, transparante, effectieve, consistente en professionele wijze tot stand gekomen.

2.5    De voorzitter heeft geen rekening gehouden met de reeds eerder aan de orde gestelde kwestie van de nieuwe feiten, heeft de visie van verweerder als uitgangspunt voor haar beslissing genomen en is niet in staat geweest tot de kern van de klachten van klaagster door te dringen.

2.6    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij of zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden deels niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. M. Bootsma en H.C.M.J. Karskens, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 augustus 2020.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op 24 augustus 2020

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.