Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-08-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2020:186

Zaaknummer

20-545/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Anders dan klager stelt heeft verweerder klager niet beschuldigd van kindermishandeling. Wel heeft verweerder geschreven dat hij heeft begrepen dat klager een onveilige situatie voor het kind had gecreëerd. Hiermee heeft verweerder de grenzen van de hem toekomende vrijheid niet overschreden. Verweerder mocht dit schrijven in het belang van zijn cliënte en hij heeft daarbij voldoende distantie betracht door in de e-mail te schrijven “Ik begrijp”. Verweerder heeft aldus niet als feit geponeerd dat klager een onveilige situatie voor het kind had gecreëerd. Dat klager zich hierdoor in zijn eer en goede naam voelt aangetast mag zo zijn, maar dat betekent nog niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Anders dan klager kennelijk veronderstelt, bestaat er voorts geen verplichting voor de advocaat om zijn wederpartij erop te wijzen dat hij zich beter kan laten bijstaan door een eigen advocaat.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  24 augustus 2020

in de zaak 20-545/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 16 juli 2020 met kenmerk 2019-1030234, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9 en I tot en met IX.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager is verwikkeld (geweest) in een geschil met zijn ex-partner (hierna: de vrouw) over onder meer de nakoming van een ouderschapsplan. Verweerder staat de vrouw in dit geschil bij.

1.2    Bij brief van 28 juni 2019 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

“Namens mijn cliënte, [de vrouw] (…) vraag ik uw aandacht om het volgende.

Namens Cliënte wordt in deze brief een omgangsregeling verzocht met betrekking tot uw minderjarige zoon. De regeling houdt in dat afspraken worden gemaakt omtrent het recht op het zien en het contact met het kind.

(…)

Graag verneem ik van u of u instemt met deze omgangsregeling. Ik zal dan een omgangsregeling op papier zetten en aan u doen toekomen voor ondertekening.”

1.3    Op 5 augustus 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de vrouw, klager en verweerder op het kantoor van verweerder. Klager en de vrouw hebben vervolgens een ouderschapsplan ondertekend.

1.4    Bij e-mail van 30 oktober 2019 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

“U bent een ouderschapsplan aangegaan. Nu blijkt dat u zich niet houdt aan het ouderschapsplan. In het ouderschapsplan is een boeteclausule opgenomen van EUR 100,- per dag per overtreding toe een maximum van EUR 1.500,-. Ik begrijp ook dat er gisteren een incident zich heeft voorgedaan waarbij de politie is geïnformeerd en dat u een onveilige situatie had gecreëerd voor het kind.

Ik stel voor dat u conform het ouderschapsplan handelt, zowel financieel als met betrekking tot de omgangsregeling.

Mocht u zich niet aan het ouderschapsplan houden, dan heeft cliënte mij instructie gegeven om direct een gerechtelijke procedure te entameren. Kunt u bevestigen dat u zich zal houden aan alle afspraken van het ouderschapsplan?

1.5    Op 1 november 2019, aangevuld op 27 november 2019, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft klager in zijn brief van 30 oktober 2019 zonder enig voorbehoud, zonder verifieerbare onderbouwing en/of zonder dat sprake is van een daaraan ten grondslag liggend onherroepelijk vonnis beschuldigd van strafbare feiten. Verweerder heeft hiermee de eer en goede naam van klager aangetast.

b)    Verweerder heeft klager er bij de totstandkoming van het ouderschapsplan niet op gewezen dat klager zich beter kon laten bijstaan door een eigen advocaat.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerder als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat die advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Klachtonderdeel a)

4.2    In klachtonderdeel a) verwijt klager verweerder dat hij klager in zijn e-mail van 30 oktober 2019 heeft beschuldigd van kindermishandeling en het creëren van een onveilige situatie voor het kind. Hiermee heeft verweerder klager in zijn eer en goede naam aangetast, aldus klager.

4.3    De voorzitter overweegt als volgt. Anders dan klager stelt heeft verweerder klager in zijn e-mail van 30 oktober 2019 niet beschuldigd van kindermishandeling. Wel heeft verweerder daarin geschreven “Ik begrijp dat er gisteren een incident zich heeft voorgedaan waarbij de politie is geïnformeerd en dat u een onveilige situatie had gecreëerd voor het kind”. Hiermee heeft verweerder de grenzen van de hem toekomende vrijheid niet overschreden. Verweerder mocht dit schrijven in het belang van zijn cliënte en hij heeft daarbij voldoende distantie betracht door in de e-mail te schrijven “Ik begrijp”. Verweerder heeft aldus niet als feit geponeerd dat klager een onveilige situatie voor het kind had gecreëerd. Dat klager zich hierdoor in zijn eer en goede naam voelt aangetast mag zo zijn, maar dat betekent nog niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.4    Klager verwijt verweerder in dit klachtonderdeel dat hij klager er bij de totstandkoming van het ouderschapsplan niet op heeft gewezen dat klager zich beter kon laten bijstaan door een eigen advocaat.

4.5    De voorzitter overweegt als volgt. In zijn brief aan klager van 28 juni 2019 heeft verweerder duidelijk geschreven dat hij de advocaat van de vrouw is. Anders dan klager kennelijk veronderstelt, bestaat er geen verplichting voor de advocaat om zijn wederpartij erop te wijzen dat hij zich beter kan laten bijstaan door een eigen advocaat. Overigens heeft verweerder verklaard dat hij klager er wel degelijk op heeft gewezen dat hij een eigen advocaat in de arm zou kunnen nemen. Ook klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 24 augustus 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.