Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-08-2020
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2020:133
Zaaknummer
190080HW3 en 190237HW3
Inhoudsindicatie
Wrakingsbeslissing. Het verzoek tot wraking is ongegrond. Verzoeker heeft niet onderbouwd op welke wijze de hoofdbetrekking van de gewraakte leden en/of nevenbetrekkingen of activiteiten enige (schijn van) vooringenomenheid of partijdigheid met zich brengen in de behandeling van het wrakingsverzoek van 27 maart 2020 van verzoeker.
Uitspraak
BESLISSING
van 11 augustus 2020
in de zaken 190080HW3 en 190237HW3
naar aanleiding van het wrakingsverzoek van:
verzoeker
tegen:
mr. E.W. de Groot
mr. E.C. Gelok
plaatsvervangend voorzitter en lid van het Hof van Discipline
verweersters
1 PROCESVERLOOP
1.1 Bij beslissing van 30 maart 2020, gewezen onder zaaknummers 190080H en 190237H, heeft het hof het herzieningsverzoek van klager niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is gewezen door mr. A.M. van Amsterdam, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans en I.P.A. van Heijst, leden, en is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TAHVD:2020:72.
1.2 De gemachtigde van verzoeker, [naam gemachtigde verzoeker], heeft namens verzoeker per brief van 2 april 2020 verzocht om herziening van de herzieningsbeslissing d.d. 30 maart 2020, omdat hij bij bericht van 27 maart 2020 de leden van de kamer heeft gewraakt, dit wrakingsverzoek ten onrechte niet in behandeling is genomen door het hof en de beslissing van 30 maart 2020 om die reden onbevoegd is genomen.
1.3 Bij e-mail van 12 mei 2020 heeft mr. A.M. van Amsterdam, mede namens de leden die de beslissing van 30 maart 2020 hebben gewezen, gereageerd op het verzoek van 2 april 2020. Erkend wordt dat het wrakingsverzoek eerst behandeld had dienen te worden onder aanhouding van het herzieningsverzoek.
1.4 Bij beslissing van 8 juni 2020, gewezen onder zaaknummers 190080HH en 190237HH, heeft het hof de beslissing van 30 maart 2020 van het hof, gewezen onder nummers 190080H en 190237H, vernietigd. Het hof heeft in deze beslissing de behandeling van het herzieningsverzoek in de zaak met nummers 190080H en 190237H heropend en die behandeling aangehouden tot op het wrakingsverzoek van 27 maart 2020 zal zijn beslist. Tevens heeft het hof beslist dat het wrakingsverzoek van 27 maart 2020 van verzoeker tegen mr. A.M. van Amsterdam, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. I.P.A. van Heijst wordt doorgestuurd naar de wrakingskamer. Deze beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TAHVD:2020:114.
1.5 Bij e-mailbericht van 3 juli 2020 heeft de griffie van het hof de gemachtigde van verzoeker medegedeeld dat het wrakingsverzoek op 4 september 2020 zal worden behandeld en de kamer in ieder geval zal bestaan uit mr. E.W. de Groot, voorzitter en mr. E.C. Gelok, advocaat-lid.
Het wrakingsverzoek
1.6 Bij brief van 14 juli 2020, door de griffie van het hof per e-mailbericht ontvangen op 16 juli 2020, heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. E.W. de Groot en mr. E.C. Gelok.
1.7 Bij e-mailbericht van 31 juli 2020 heeft mr. E.C. Gelok de griffie van het hof bericht dat zij niet berust in de wraking van verzoeker. Bij e-mailbericht van 2 augustus 2020 heeft mr. E.W. de Groot de griffie van het hof bericht dat ook zij niet berust in de wraking van verzoeker.
1.8 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier en doet uitspraak met toepassing van artikel 7.2 van het wrakingsprotocol.
2 DE BEOORDELING
Criterium
2.1 Bij de beoordeling van het wrakingsverzoek stelt het hof voorop dat een lid van het hof kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 56 lid 6 Advocatenwet in verbinding met de artikelen 512 tot en met 519 Wetboek van Strafvordering (Sv), die van overeenkomstige toepassing zijn verklaard. Het hof moet dus onderzoeken of dergelijke feiten of omstandigheden door verzoeker zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden. Uitgangspunt daarbij is dat een lid van het hof moet worden vermoed uit hoofde van zijn benoeming/verkiezing onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat het lid ten opzichte van verzoeker vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Ingevolge artikel 1, vierde lid, van het wrakingsprotocol van het hof, moet het wrakingsverzoek worden gedaan zodra de hiervoor bedoelde feiten en/of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
Gronden van het wrakingsverzoek
2.2 Verzoeker heeft in zijn verzoek van 14 juli 2020 - kort weergegeven - twee wrakingsgronden aangevoerd ten aanzien mr. de Groot:
I. Zij is thans kantonrechter te Arnhem en was dat voorheen in Enschede. “De causaliteit m.b.t. het arbeidsrechtelijk elementen in deze zaak en het geduide tijdvak alsmede dat in dat tijdvak mr. E.W. de Groot vanaf 6 januari 2000 tot 1 januari 2002 als Kantonrechter fungerde bij het Kantongerecht [locatie] zouden naar gevoelen van [verzoeker] reeds redenen behoren te zijn voor mr. E.W. de Groot om in de litigieuze tuchtrechtelijk vuurwerkramp gerelateerde vuurwerkramp juncto verplichte beroepsaansprakelijkheidsverzekering zaak af te zien als voorzittende behandelingsrechter in de Hof van Discipline zitting(en).”, aldus de gemachtigde van verzoeker.
II. Voorts stelt de gemachtigde: “Als aanvullende reden om af te zien om als tuchtrechter te willen fungeren is nog het gegeven dat zowel mr. E.W. de Groot als wel mr. A.M.J.G. van Amsterdam beiden raadsheer zijn bij het Gerechtshof Amsterdam terwijl mr van Amsterdam de verweerder is in de wrakingskamer van het Hof van Discipline in het Gerechtsgebouw te Utrecht ter zitting van 4 september 2020.”
2.3 Ten aanzien van mr. E.C. Gelok stelt de gemachtigde van verzoeker: “mr. E.C. Gelok is naast Hof van Discipline-tuchtrechter strafrechtadvocaat te Amsterdam en daarnaast docent Beroepsopleiding advocatuur. Een ontoelaatbare combinatie in ieder geval in deze zaak.”
Verweer
2.4 Verweersters hebben geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek.
Oordeel wrakingskamer
2.5 De wrakingskamer stelt vast dat zowel ten aanzien van mr. de Groot, als ten aanzien van mr. Gelok in het verzoek niet is onderbouwd op welke wijze hun hoofdbetrekking (van kantonrechter resp. strafrechtadvocaat) en/of nevenbetrekkingen of activiteiten enige (schijn van) vooringenomenheid of partijdigheid met zich brengen in de behandeling van het wrakingsverzoek van 27 maart 2020 van verzoeker tegen mr. A.M. van Amsterdam, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. I.P.A. van Heijst. De wrakingskamer ziet dan ook geen aanleiding om het wrakingsverzoek op deze grond toe te wijzen. Evenmin brengt het enkele -op zichzelf juiste- gegeven dat mr. De Groot en mr. Van Amsterdam, als raadsheer-plaatsvervanger respectievelijk raadsheer, zijn verbonden aan het Hof Amsterdam een dergelijke (schijn van) partijdigheid met zich. Zonder concrete nadere toelichting, die ontbreekt, kunnen de voorgestelde wrakingsgronden geen doel treffen.
Conclusie
2.6 Uit het vorenstaande volgt dat het wrakingsverzoek als kennelijk ongegrond zal worden afgewezen. De behandeling van het geding zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Dit betekent dat de op 4 september 2020 bepaalde zitting onverkort doorgang kan vinden.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- wijst af het wrakingsverzoek van verzoeker van 14 juli 2020, gericht tegen mr. E.W. de Groot, plaatsvervangend voorzitter en mr. E.C. Gelok, advocaat-lid van het Hof van Discipline.
Aldus gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. M.A. Wabeke en L.H. Rammeloo, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2020.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 11 augustus 2020.