Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-08-2020
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2020:134
Zaaknummer
200177
Inhoudsindicatie
Artikel 13 beklag. Klager is zaakvoerder van een vennootschap. De vennootschap is verwikkeld in een procedure bij de rechtbank. Voor deze procedure verzoekt klager aanwijzing van een advocaat. Gebleken is dat klager advocaten heeft geraadpleegd die bereid zijn de vennootschap te willen bijstaan. Nu dit het geval is en niet is gebleken dat de vennootschap voor een toevoeging in aanmerking komt, is het hof van oordeel dat de situatie zoals bedoeld in artikel 13 Advocatenwet zich niet voor doet.
Uitspraak
BESLISSING
van 14 augustus 2020
in de zaak 200177
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
Waarnemend deken van de Orde van Advocaten
In het arrondissement Den Haag
de deken
1 HET BEKLAG
1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met zijn beslissing van 4 augustus 2020. Klager heeft een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het hof.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beklag is op 5 augustus 2020 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier:
- de e-mail van klager van 10 augustus 2020;
- de e-mail van de deken van 11 augustus 2020.
2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.
3 FEITEN
Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.1 Bij brief van 29 oktober 2019 is de vennootschap naar Belgisch recht, [naam bvba] (hierna: [naam bvba]), gevestigd te [vestigingsplaats], België door de vennootschap naar het recht van de Bondsrepubliek Duitsland, [naam GmbH] (hierna: [naam GmbH]) gesommeerd om voor 5 november 2019 schriftelijk te bevestigen dat [naam bvba] ieder gebruik van de merken van [naam GmbH] zal staken en gestaakt zal houden.
3.2 [naam bvba] is vervolgens tezamen met [naam bv] gedagvaard door [naam GmbH] om op 19 augustus 2020 te verschijnen voor de rechtbank Den Haag wegens – kort gezegd – het maken van inbreuk op de merken van [naam GmbH].
3.3 Klager is zaakvoerder van [naam bvba] en daarmee bevoegd vertegenwoordiger van deze vennootschap.
4 BEOORDELING
4.1 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen.
4.2 Klager heeft de deken om aanwijzing van een advocaat verzocht omdat [naam bvba] zich in een slechte financiële positie bevindt; zij kan onmogelijk een (dure) advocaat betalen om zich te verweren in de door [naam GmbH] gestarte procedure.
4.3 De deken heeft het verzoek om een advocaat aan te wijzen afgewezen. De deken heeft aan zijn beslissing ten grondslag gelegd dat [naam bvba] een rechtspersoon is die is verwikkeld in een bedrijfsmatig geschil. [naam bvba] komt voor dat geschil niet in aanmerking voor een toevoeging. De deken heeft gewezen op het beleid van de Raad voor Rechtsbijstand dat voor bedrijfsmatige geschillen geen toevoeging wordt verstrekt en dat de draagkracht van de rechtspersoon daarbij geen rol speelt. Verder heeft de deken geconstateerd dat er meerdere advocaten bereid zijn om [naam bvba] op betalende wijze bij te staan. Tot slot heeft de deken nog opgemerkt dat als hij wel een advocaat zou hebben aangewezen, klager deze zelf zou moeten hebben betalen. Volgens de deken doet zich de situatie van artikel 13 Advocatenwet dan ook niet voor.
4.4 Het Hof verstaat het verzoek van klager als een verzoek dat klager in zijn hoedanigheid van zaakvoerder heeft ingediend namens en ten behoeve van de rechtspersoon [naam bvba].
4.5 Klager heeft niet weersproken dat er advocaten bereid zijn om [naam bvba] bij te staan zij het op betalende wijze.
4.6 Het hof overweegt het volgende.
Art. 12 lid 2 Wet op de rechtsbijstand bepaalt voor zover hier van belang:
Rechtsbijstand wordt niet verleend indien:
(…)
e. het rechtsbelang waarop de aanvraag betrekking heeft, de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf betreft, tenzij:
1º. voortzetting van het beroep of bedrijf voorzover het niet in de vorm van een rechtspersoon wordt gevoerd, afhankelijk is van het resultaat van de aangevraagde rechtsbijstand, of
2º. het beroep of bedrijf ten minste één jaar geleden is beëindigd, de aanvrager in eerste aanleg als verweerder bij een procedure is betrokken of betrokken is geweest en de kosten van rechtsbijstand niet op andere wijze kunnen worden vergoed;
Het ligt op de weg van klager aan te tonen dat de uitzondering zoals hiervoor is bedoeld van toepassing is wat hij heeft nagelaten. Het hof gaat er daarom van uit dat [naam bvba] niet voor een toevoeging in aanmerking komt. Nu er wel advocaten bereid zijn gebleken [naam bvba] bij te staan, is het hof van oordeel dat de situatie zoals bedoeld in artikel 13 Advocatenwet zich niet voor doet. De argumenten die klager verder heeft aangevoerd kunnen niet leiden tot aanwijzing van een advocaat aan [naam bvba].
Slotsom
4.7 Het beklag tegen de beslissing d.d. 4 augustus 2020 van de deken om geen advocaat aan te wijzen in de zin van artikel 13 Advocatenwet is daarom ongegrond.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de waarnemend Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 4 augustus 2020 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. T. Zuidema en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2020.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 14 augustus 2020.