Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-08-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2020:131

Zaaknummer

20-404/DH/DH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk ongegrond. De door klager ter discussie gestelde bewoordingen zijn niet van die aard dat daarmee de grenzen van professioneel gedrag zijn overschreden.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 12 augustus 2020 in de zaak 20-404/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerder

 

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 15 mei 2020 met kenmerk K242 2019 ar/ak, door de raad ontvangen op 19 mei 2020, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6 (inhoudelijk) en 1 tot en met 8 (procedureel).

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klaagster en zijn ex-vrouw zijn verwikkeld in een geschil over onder meer de (hoofd)verblijfplaats van de kinderen en de kinderalimentatie. De ex-vrouw wordt hierin bijgestaan door verweerder.

1.2    In een e-mail van 20 maart 2019 aan de advocaat van klager schrijft verweerder onder meer:

“Verder is het niet de bedoeling dat uw cliënt zomaar ‘langskomt’ bij cliënte thuis. De vorige keer gebruikte hij de sleutel van een van de kinderen om zonder voorafgaande melding met lopende opnameapparatuur de woning van cliënte binnen te komen, dat is niets minder dan huisvredebreuk.”

1.3    In een verweerschrift tegen het verzoek tot wijziging van voorlopige voorzieningen aan de rechtbank Den Haag van 3 april 2019 heeft verweerder onder meer het volgende geschreven:

“ (…) dat de vrouw zich niet kan verenigen met de voornoemde verzoeken en dat de vrouw daartoe het volgende aanvoert: (…)

(onder 5) …is dit geresulteerd in een handgemeen van de man met [dochter E]. De buren hebben hierbij fysiek ingegrepen en hebben [dochter E] uit huis gehaald. (…)

(onder 8) Die omgang is compleet uit de hand gelopen. De man heeft de kinderen opgesloten in hun kamer zonder eten en drinken. De kinderen zijn er na uren in geslaagd om weg te lopen. (…)

(onder 11) Zo staat de man op 3 augustus 2018 fysiek dreigend voor de deur. Hij vertrekt de dag erna (!!) voor 3 weken naar Amerika en wenst [dochter E] mee te nemen. (…)

(onder 25) Huisvredebreuk. De daarop volgende ochtend was de vrouw thuis toen zij plotseling de deur hoorde open gaan. Zij liep naar beneden en zag de man in haar huis staan. De man heeft de sleutel van een van de kinderen gebruikt om zonder toestemming en zonder aankondiging de woning van de vrouw binnen te lopen.”

1.4    Op 6 december 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft klager in een verweerschrift en in een e-mail beschuldigd van strafbare feiten (bedreiging met fysiek geweld, huisvredebreuk en (kinder)mishandeling).

2.2    De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd zullen hierna, waar nodig, worden besproken.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

4.1    De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Daarbij moet een advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen. De voorzitter zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2    De voorzitter overweegt dat de advocaat in beginsel mag afgaan op het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verstrekt. Slechts in uitzonderingsgevallen is hij gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. Dat van een dergelijk uitzonderingsgeval sprake is, is naar het oordeel van de voorzitter gesteld noch gebleken. Verweerder mocht dan ook afgaan op de informatie die hij van zijn cliënte kreeg en mocht deze informatie in het verweerschrift verwerken zoals hij dat heeft gedaan. Hij heeft slechts het standpunt en de beleving van zijn cliënte verwoord.

4.3    Hetgeen verweerder in het verweerschrift heeft geschreven, acht de voorzitter niet onnodig grievend. Dat de door verweerder opgenomen passages door klager als onaangenaam kunnen worden ervaren is begrijpelijk, maar de ter discussie gestelde bewoordingen zijn, met inachtneming van het hiervoor vermelde uitgangspunt, evenwel niet van dien aard dat verweerder daarmee de grenzen van professioneel gedrag heeft overschreden. Verweerder vervult voor de ex-partner van klager de rol van partijdige belangenbehartiger. Dat impliceert dat het hem vrij staat om standpunten te verwoorden en keuzes te maken die in strijd zijn met klagers belangen.

4.4    Voor zover klager verweerder verwijt dat hij onvoldoende distantie heeft gehouden door in zijn verweerschrift niet (expliciet) aan te geven dat hij het standpunt van zijn cliënte weergaf, geldt dat uit het verweerschrift (zoals weergegeven onder 1.3) duidelijk volgt dat de door verweerder ingenomen stellingen de standpunten van zijn cliënte zijn en niet de standpunten van verweerder zelf.

4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

 

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2020.