Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-08-2020
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2020:154
Zaaknummer
190316
Inhoudsindicatie
Klacht over advocaat wederpartij. Verweerster heeft de advocaat van klager geen afschrift van het V2-formulier gestuurd waarmee zij zich bij het hof heeft onttrokken als advocaat van de wederpartij. Het hof vernietigt de beslissing van de raad (gegrond, waarschuwing) en verklaart de klacht ongegrond. Gering verzuim: het was een vergissing, verweerster heeft haar excuus gemaakt en zich toetsbaar opgesteld.
Uitspraak
BESLISSING
van 24 augustus 2020
in de zaak 190316
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerster
tegen:
klager
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 2 december 2019 in de zaak met nummer 19-064, op deze datum aan partijen toegezonden. De raad heeft de klacht gegrond verklaard, het verzoek om schadevergoeding afgewezen, aan verweerster de maatregel van een waarschuwing opgelegd en verweerster veroordeeld in de proceskosten.
1.2 De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2019:264.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 20 december 2019 ter griffie van het hof ontvangen. Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de e-mail van klager van 11 juni 2020.
2.2 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 19 juni 2020, waar verweerster is verschenen en heeft gepleit aan de hand van een pleitnota. Klager was met bericht van verhindering afwezig.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij de advocaat van klager geen afschrift van het zogenoemde V2-formulier heeft gestuurd, waarmee zij zich bij het hof heeft onttrokken als advocaat van de zoon van klager.
3.2 Aan zijn klacht heeft klager ten grondslag gelegd dat als zijn advocaat van de onttrekking van verweerster had geweten, hij mogelijk niet was begonnen met het opstellen van het verweerschrift in de hoger beroepsprocedure. Daarbij wijst klager op de in 4.5 genoemde e-mail van zijn advocaat. Volgens klager is zijn advocaat op 7 mei 2018 met het opstellen van het verweerschrift begonnen en heeft hij hier, achteraf bezien onnodig, tijd ingestoken. Klager stelt verweerster aansprakelijk voor de volgens hem onnodige kosten die zijn advocaat voor de hoger beroepsprocedure nog bij hem in rekening heeft gebracht, waarbij klager wijst op het factuurbedrag van € 589,88.
4 FEITEN
In hoger beroep wordt uitgegaan van de volgende feiten.
4.1 Klager is verwikkeld in een hoger beroepsprocedure met zijn zoon (hierna: de zoon). Verweerster stond de zoon als advocaat bij.
4.2 Op 30 april 2018 heeft verweerster zich om haar moverende redenen onttrokken als advocaat van de zoon. Daartoe heeft verweerster het daarvoor bestemde V2-formulier (hierna ook: het formulier) aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het hof) verstuurd. Verzuimd is een afschrift van dit formulier aan de advocaat van klager te zenden.
4.3 Op 17 mei 2018 heeft de zoon per e-mail aan klager bericht het hoger beroep niet te willen doorzetten. Naar aanleiding van deze e-mail heeft de advocaat van klager diezelfde dag per e-mail contact opgenomen met verweerster over een mogelijke intrekking van het hoger beroep door de zoon. Op 18 mei 2018 heeft de advocaat van klager opnieuw per e-mail contact opgenomen met verweerster naar aanleiding van de mededeling op het roljournaal van het hof dat verweerster zich als advocaat van de zoon had onttrokken.
4.4 Op 22 mei 2018 heeft verweerster de advocaat van klager bevestigd dat zij zich als advocaat heeft onttrokken, maar dat zij abusievelijk geen afschrift van het formulier aan hem heeft toegezonden, waarvoor zij haar excuses heeft aangeboden.
4.5 Op 23 mei 2018 heeft klager van zijn advocaat vernomen dat deze op 7 mei 2018 was begonnen met het opstellen van het verweerschrift en dat hij voor zijn werkzaamheden nog twee uur en 45 minuten bij klager in rekening moest brengen. Op 11 juni 2018 heeft de advocaat van klager een bedrag van € 589,88 inclusief BTW bij klager in rekening gebracht.
5 BEOORDELING
5.1 De raad heeft overwogen dat verweerster gehouden was om een afschrift van het V2-formulier, gericht aan het hof, aan de advocaat van klager te sturen, dat zij anders dan zij ter zitting heeft verklaard niet binnen enkele dagen na haar onttrekking, maar pas ruim twee weken later het formulier alsnog heeft toegestuurd en dat zij door niet direct een afschrift van het V2-formulier aan de advocaat te sturen niet heeft gehandeld zoals het een zorgvuldig en behoorlijk handelend advocaat betreft. De raad heeft “gelet op alle omstandigheden en het feit dat verweerster op zitting geen inzicht in de onjuistheid van haar handelen heeft getoond” oplegging van een waarschuwing passend geacht.
5.2 Verweerster heeft tegen de beslissing van de raad aangevoerd dat zij uiteraard een kopie van het V2-formulier aan de advocaat van klager had moeten sturen en dat dit abusievelijk niet is gebeurd. Verweerster heeft dit rechtgezet zodra zij van deze omissie had vernomen. Dat was niet reeds enkele dagen na verzending van het formulier, maar enkele dagen na ontvangst van de e-mail van de advocaat van klager van donderdag 17 mei 2018. Deze e-mail is ’s avonds na kantoortijd verzonden. Verweerster was op vrijdag niet op kantoor en vanwege het Pinksterweekend evenmin op maandag 21 mei 2018. Op dinsdagochtend 22 mei 2018 nam zij kennis van haar omissie, waarna zij die ochtend om 9.35 uur de advocaat van klager heeft geïnformeerd over haar onttrekking en haar excuses heeft aangeboden voor de omissie hem daarvan geen kopie te sturen. Verweerster heeft verder nog aangevoerd dat klager door haar omissie geen nadeel heeft ondervonden. De procedure stond ten tijde van de onttrekking door verweerster voor verweerschrift aan de zijde van klager en het lag niet in de rede dat de procedure daarvoor zou worden aangehouden in afwachting van een opvolgend advocaat van de zoon. Pas nadat de zoon op 17 mei 2018 had laten weten de procedure niet te willen voortzetten, was indiening van een verweerschrift niet meer nodig.
5.3 Verweerster heeft naar het oordeel van het hof een alleszins redelijke en aannemelijke verklaring gegeven voor de gang van zaken vanaf de verzending van het V2-formulier. Dat het formulier niet onmiddellijk in afschrift naar de advocaat van klager is gezonden, was een vergissing die kan voorkomen. Wel dient zo’n vergissing vervolgens direct te worden rechtgezet, zodra daarvan gebleken is. Dat heeft verweerster ook gedaan, onder aanbieding van excuses, zodra zij kennis nam van de e-mails van de advocaat van klager van 17 en 18 mei 2018, direct nadat zij na het Pinksterweekend op dinsdagochtend op kantoor kwam. Nu van de zijde van klager een verweerschrift moest worden ingediend bij het hof en de onttrekking van verweerster geen beëindiging van de procedure betekende, kan niet worden gezegd dat klager als gevolg van dit verzuim voor nodeloze kosten is komen te staan.
5.4 Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat sprake is van een zodanig gering verzuim dat verweerster daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. Daarbij acht het hof ook relevant dat verweerster zich bij haar uitleg toetsbaar heeft opgesteld. Het hof stelt voorts vast – mede aan de hand van de door verweerster uit zichzelf gegeven toelichting daarop – dat er geen onherroepelijke tuchtrechtelijke veroordelingen zijn.
5.5 Op grond van het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat de beslissing van de raad niet in stand kan blijven. Hij zal de uitspraak daarom vernietigen en de klacht alsnog ongegrond verklaren.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 2 december 2019 in de zaak met nummer 19-064;
en opnieuw rechtdoende:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. R. Verkijk en E.L. Pasma, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2020.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 24 augustus 2020.