Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-08-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2020:58

Zaaknummer

19-715/DB/LI

Inhoudsindicatie

Klager heeft de termijn voor het indienen van verzet overschreden. In hetgeen klager ten aanzien van de overschrijding van de termijn heeft aangevoerd, namelijk dat hij enige tijd in het buitenland heeft verbleven en dat hij zich niet bewust was van de termijnoverschrijding,  ziet de raad geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Verzet niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van  24 augustus  2020

in de zaak 19-715/DB/LI

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 27 december 2019 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij webformulier d.d. 26 mei 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg, hierna: “de deken”, een klacht ingediend tegen verweerster.

1.2    Bij brief d.d. 18 oktober 2019 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad. 

1.3    Bij beslissing van 27 december 2019 heeft de voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 2 januari 2020 verzonden aan klager.

1.4    Klager heeft bij e-mail d.d. 6 februari 2020 verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 15 juni 2020. Verschenen zijn klager en verweerster.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van: de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven en het verzetschrift van klager.

2    FEITEN

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

1.    De belangen van klager niet naar behoren heeft behartigd door een inadequate brief aan de wederpartij te sturen;

2.    Onjuist heeft gedeclareerd, nu zij het eerste gesprek in rekening heeft gebracht, terwijl het gebruikelijk is dat een intakegesprek gratis is, zij een aantal werkzaamheden ten onrechte heeft gedeclareerd, een niet betaalde rekening van het voorschot heeft afgetrokken en weigert het teveel in rekening gebrachte bedrag terug te betalen aan klager.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

1.    Over de inhoud van de brief moest eindeloos worden gecommuniceerd en dit leidde niet tot een verandering van strategie die klager voor ogen had;

2.    De intake had kosteloos moeten plaatsvinden. Klager wist niet dat hij moest betalen. Er is niks gedaan met het werk van verweerster, de zaak is opgelost op basis van de stukken van klager.

4    BEOORDELING 

4.1    Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzet overweegt de raad als volgt. Op grond van artikel 46j, vierde lid, jo artikel 46h, eerste lid, van de Advocatenwet kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van het afschrift van de voorzittersbeslissing daartegen verzet worden ingesteld.

4.2    De beslissing van de voorzitter is gegeven op 27 december 2019. De beslissing is op 2 januari 2020 per e-mail aan klager verzonden. Onder de beslissing is vermeld dat een verzetschrift moet worden ingediend binnen 30 dagen na verzending van het afschrift van de beslissing. Klager heeft per e-mail van 6 februari 2020 verzet ingesteld en heeft de termijn voor het indienen van verzet derhalve overschreden.

4.3    In hetgeen klager ten aanzien van de overschrijding van de termijn heeft aangevoerd, namelijk dat hij enige tijd in het buitenland heeft verbleven en dat hij zich niet bewust was van de termijnoverschrijding,  ziet de raad geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De conclusie is dan ook dat het door klager ingestelde verzet niet-ontvankelijk is.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, voorzitter, mrs. N.M. Lindhout-Schot en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 augustus 2020.

Griffier                                    Voorzitter