Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-08-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2020:175

Zaaknummer

20-476/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Daargelaten de vraag of klaagster als wederpartij kan klagen over de inhoud van de adviezen van verweerder aan zijn cliënte, geldt dat niet vast staat wat verweerder precies aan zijn cliënte heeft geadviseerd en al helemaal niet dat die adviezen onjuist zijn.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  10 augustus 2020

in de zaak 20-476/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over: 

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 25 juni 2020 met kenmerk 1092871/EJH/YH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 11.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klaagster en haar – inmiddels overleden – echtgenoot zijn verwikkeld (geweest) in een geschil met ING over een achterstand in de hypotheekbetalingen. Klaagster heeft daarbij onder meer gesteld dat de vorderingen verjaard waren, althans dat verrekening diende plaats te vinden met onverschuldigd betaalde rente. ING is tot invordering overgegaan en heeft op 11 maart 2020 een notaris opdracht gegeven klaagsters woning executoriaal te verkopen.

1.2    Verweerder heeft ING geadviseerd met betrekking tot het geschil met klaagster.

1.3    Op 25 februari 2020 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij ING gedurende lange tijd foutieve adviezen heeft gegeven. Hiermee heeft hij Gedragsregels 1, 6 en 8 geschonden.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerder als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat die advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.2    Klaagster verwijt verweerder dat hij ING gedurende lange tijd foutieve adviezen heeft gegeven. Daargelaten de vraag of klaagster daarover als wederpartij kan klagen, geldt dat niet vast staat wat verweerder precies aan ING heeft geadviseerd en al helemaal niet dat die adviezen onjuist zijn. Klaagster en ING verschillen van mening  over -onder meer- de gestelde vorderingen van klaagster op ING en de eventuele verrekening daarvan met de hypotheekschuld. Dit betekent evenwel niet dat de adviezen die verweerder aan zijn cliënte ING heeft gegeven onjuist zijn. Het is aan de civiele rechter en niet aan de tuchtrechter om een inhoudelijk oordeel te geven over de standpunten van klaagster en ING. Feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat verweerder met zijn adviezen de belangen van klaagster onnodig of onevenredig heeft geschaad, zonder redelijk doel, zijn onvoldoende gesteld of gebleken. Dat verweerder zich onnodig grievend over klaagster heeft uitgelaten is evenmin gebleken.

4.3    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 10 augustus 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.