Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-08-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2020:180

Zaaknummer

19-859/A/NH

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 3 augustus 2020

in de zaak 19-859/A/NH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 24 april 2020 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 20 mei 2019 heeft klager bij het Hof van Discipline een klacht ingediend over verweerder. Bij beslissing van 31 mei 2019 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline de deken in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) aangewezen om de klacht te onderzoeken.

1.2    Op 19 december 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk td/re/19-217 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 27 januari 2020 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde dag verzonden aan partijen.

1.4    Op 10 februari 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 11 februari 2020 ontvangen.

1.5    Vanwege de coronamaatregelen heeft de mondelinge behandeling van het verzet plaatsgevonden via een videoconferentie op 6 juli 2020. Daarbij was klager aanwezig. Verweerder is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift met bijlagen. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de brieven (“spreekaantekeningen”) van klager, door de raad ontvangen op 24 maart en 19 juni 2020.

1.7    De huidige deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland heeft op verzoek van de raad bij per e-mail gestuurde brief van 6 juli 2020 gereageerd op het verzetschrift en de spreekaantekeningen van klager. De raad en klager hebben hiervan kennisgenomen. De bij die brief gevoegde bijlagen zijn niet aan het klachtdossier toegevoegd, omdat deze buiten de daarvoor geldende termijn van veertien dagen voor de zitting zijn ingediend.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

2.2    De voorzitter wekt de indruk vooringenomen te zijn. Bij de feiten zijn met name niet relevante gegevens uit de brief van verweerder van 8 mei 2019 opgenomen en de klacht is omschreven in zeer korte sturende bewoordingen, direct verwijzend naar artikel 46 Advocatenwet. Aan de klacht is geen recht gedaan in 2.1 en 2.2 van de beslissing van de voorzitter.

2.3    Klager distantieert zich nadrukkelijk van het beeld dat het in de klacht zou gaan om zijn gevoelens.

2.4    Anders dan verweerder heeft aangevoerd hebben klager en mr. S niet steeds snel gereageerd en is er ook geen sprake van geweest dat de stukkenwisseling door elkaar is gaan lopen. Mr. S heeft vaak op zich laten wachten en heeft ruim de tijd genomen voor overleg met verweerder. Verweerder heeft bewust en aantoonbaar de tuchtprocedure beïnvloed en heeft klager niet meer laten reageren op het tweede en derde verweer van mr. S.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter en naar hetgeen hierna in 4.2 is overwogen.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad overweegt allereerst dat niet is gebleken dat de voorzitter vooringenomen is geweest ten aanzien van de klacht van klager. Klager heeft in zijn klacht verwezen naar de brief van verweerder aan de raad van discipline Arnhem-Leeuwarden van 8 mei 2019, en dan met name naar het daarin opgenomen oordeel van verweerder over de klacht van klager over mr. S. Het is dus begrijpelijk dat de voorzitter dat oordeel bij de feiten heeft geciteerd. Wat betreft de klachtomschrijving geldt dat de voorzitter de klacht samengevat heeft weergegeven, zoals ook gebruikelijk is. Ook gebruikelijk is de verwijzing naar artikel 46 Advocatenwet, nu de raad klachten over advocaten rechtstreeks aan dat wetsartikel toetst.

4.3    Ook de overige door klager aangevoerde verzetgronden kunnen niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De raad overweegt hierbij nog dat het enkele feit dat mr. S in het kader van de door klager over hem ingediende klacht overleg zou hebben gehad met verweerder, zoals klager in zijn verzetschrift heeft aangevoerd, nog niet betekent dat verweerder met mr. S heeft samengespannen. Wat betreft het verwijt van klager dat verweerder fraude heeft gepleegd door bij zijn verweer een inventarislijst te overleggen waarop drie bijlagen ontbreken en door de stukken op de inventarislijst chronologisch door elkaar te halen geldt dat het aan verweerder is om die stukken aan de raad over te leggen die volgens hem relevant zijn voor de beoordeling van de klacht. Klager heeft de ontbrekende bijlagen bovendien zelf aan de raad overgelegd, zodat de (voorzitter van de) raad daarvan kennis heeft kunnen nemen. De (voorzitter van de) raad heeft voorts op basis van het klachtdossier zelf de chronologie van de stukkenwisseling kunnen vaststellen, zodat deze voor de (voorzitter van de) raad volledig duidelijk is (geweest).  

4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

4.5    Voor zover klager in zijn verzetschrift en/of spreekaantekeningen nieuwe klachten over verweerder heeft ingediend zal de raad deze klachten niet behandelen omdat deze te laat zijn ingediend.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen en D. Horeman, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 augustus 2020.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op 3 augustus 2020

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.